“You said I could go fuck myself / and that’s when I knew I wanted you to.” Seks, gulzigheid en verleiding alom op het nieuwe, vierde album van Balthazar, vol al dan niet lyrisch gemaskeerde erotiek en sensuele, soulvolle pop zoals je die nooit eerder van de band hoorde. Het is entertainment in your bed, baby – en dat terwijl uw verleiders in levende lijve best een tikje preuts zijn.
Tekst: Ruben van Dijk
Foto’s: Athos Burez
“Ah ja, maar muziek is altijd over seks gegaan,” zegt Jinte Deprez droogjes als hij wellicht wat onbeschroomd wordt gevraagd in hoeverre seks een inspiratiebron is geweest voor de nieuwe plaat. En natúúrlijk kun je een flinke KALLAX vullen met seksplaten. Veel ervan (Gainsbourgs Histoire de Melody Nelson, Voodoo van D’Angelo, om maar wat te noemen) staan ongetwijfeld ook in die van Deprez en zijn ploegmaat Maarten Devoldere, maar zelf opereren in dergelijke contreien is voor Balthazar een absolute first. Verder dan “the warmth and rhythm of your skin” (op Then What) kwam het zelden en nu lijkt het plots innuendo op innuendo op innuendo op innuendo. How come?
Antwoord op die vraag krijgen, of überhaupt het achterste van de tongen bekijken, is bij Devoldere en Deprez geen kansrijke onderneming. Als gesprekspartners zijn ze welwillend en welbespraakt, maar ook behendig in het omzeilen van precies de vragen die de nieuwe plaat Fever oproept – namelijk alles over seks, liefde en masculiniteit.
Transformatie
De transformatie naar wat Balthazar geworden is, begon nog vóór de kolossale tour rondom Thin Walls (2015). Honderdzestig shows hadden ze gespeeld in dertig landen en dat was reden genoeg om na zes jaar eens een échte pauze in te lassen. Maar met niet of nauwelijks ruimte voor een welverdiende vakantie, hadden de twee kopmannen alweer nieuwe plannen gesmeed en begon het hoofdstuk Warhaus/J. Bernardt. Laatstgenoemde, het electrosoulproject van Deprez, deed menig festivaltent stomen en bracht het gelikte Running Days (2017) voort. Warhaus, de band van Devoldere, kreeg met twee(!) ijzersterke platen, We Fucked A Flame Into Being (2016) en Warhaus (2017), al helemaal voet aan de grond. Muzikaal welhaast zo spannend als het moederproject, was Warhaus vooral een vehikel voor Devoldere om zijn oude ziel eens diep te roeren, om met het heft voor het eerst volledig in eigen hand zijn geheel eigen verhaal te kunnen doen.

Hier ligt het fundament voor de nieuwe Balthazar, dat op sommige momenten meer voelt als een samenwerkingsplaat van Warhaus en J. Bernardt. In een bepaald opzicht is Fever dat ook. Het Balthazar-geluid zoals dat de afgelopen jaren is ontmanteld en verdeeld over de twee projecten is hier weer op de tast aan elkaar gelijmd. Het is onmiskenbaar dezelfde band, maar dan met de schwung en de gladde pop sensibility van J. Bernardt en de percussie, rokerigheid en geilheid van Warhaus. Bovenal: de heren hebben geleerd hoe hun individuele gevoelens op te rakelen en daarmee is Fever meer gefocust, persoonlijker en directer.
Die koerswijziging was gepland, het hoe en wat allerminst. “Ik denk vooral dat we die soloprojecten nodig hadden om gewoon een keer met een wit blad te beginnen met muziek maken – zonder spelregels die er op den duur wel insluipen als je een band hebt en de hele tijd speelt, een beetje in een tunnelvisie terecht komt. Die soloprojecten zorgden ervoor dat die horizon weer open ging; alles was weer mogelijk,” vertelt Devoldere, de man met de lijzige stem en het zware Gentse accent. Het palet werd ook wat uitgebreid in die periode, voegt hij toe; er werd met meer kleuren geschilderd.
Cruciaal was echter vooral de herontdekking van elkaar. In een klein festivalcircuit als dat van de Benelux stonden de twee toch vaak op dezelfde festivals, en dan ga je bij elkaar kijken. Deprez: “Je speelt zoveel samen, dat je denkt dat je die persoon ongeveer wel kent. En dan breekt er toch ergens… Ja, een soort leuke jaloezie die je weer triggert.” Devoldere: “Ik zag Jinte spelen en dacht, you talented motherfucker. Dat creëerde eigenlijk weer die spanning en die zin om met elkaar te werken, omdat je vanuit het publiek naar je kompaan kijkt en denkt van, shit, die is zo getalenteerd. … Bij optredens van Balthazar weet je dat als ik iets opfuck ofzo, dat de rest dat gaat opvangen. Ik kan al niet zo super goed gitaar spelen, maar dan als we drie akkoorden moesten spelen, speelde ik er altijd één mis, omdat ik er gewoon zo nonchalant mee omging. Bij Warhaus komt alles op uw schouders, je wordt even op scherp gezet.” Jinte lacht: “En plots kon hij mega goed gitaar spelen, zo blijkt.”
Boze mannen & femmes fatales
Een creatieve nieuwe impuls bracht die pauze voort, en een periode waarin de twee het ook eens met een pintje in de hand over iets anders dan muziek konden hebben. Of dat nodig was na al die intensieve jaren samen, of er ooit ook spanning was waar nu lucht in kwam? Daar halen zowel Deprez als Devoldere ietwat schampertjes de schouders bij op. “We zijn West-Vlaming,” mompelt Devoldere. “En da’s wel heel anders dan Antwerpen ofzo. We zijn redelijk conflict vermijdende, easy going mensen, denk ik.” Nuchterheid alom, niets aan de hand, als we de heren mogen geloven. Het vertrek van violiste en founding member Patricia Vanneste in april 2018 geeft ietwat andere signalen. “Ik heb het avontuur toch lichtjes anders beleefd dan hen. Ik probeerde een reden te vinden om te blijven, maar vond er geen,” vertelde ze destijds aan Knack. Maar Deprez zit er niet mee, dat ze plotsklaps een “all-male band” zijn. “We gaan ons oestrogeen gewoon meer laten vloeien.”
“Het gevoel dat we dat omarmen, dat we zo full of shit zijn, dat vind ik een mooi idee.”
Meer dan voorheen is dit echter een op-en-top masculiene liefdesplaat (of in ieder geval een plaat over de liefde). In de schaduw van een slechte nacht, een gebroken hart en soms ook juist under the spell of love zingen Deprez en Devoldere over vrouwen die veelal verleidelijk, speels en een tikje gemeen zijn. “Next man who’s in line / better knows what lies behind / That vivid talk you got / it costs a man an awful lot / Well baby, just an afterthought,” horen we op ‘Whatchu Doin’. Of op ‘Wrong Vibration’: “Girl why don’t you give yourself a break / and find out what’s your favourite mistake.” Deprez legt uit: “Ik denk dat iedere plaat van Balthazar wel over de liefde gaat, meer het is nu een andere manier van bezingen. Als je jong bent, wil je gewoon een groter geheel aankaarten of moet het echt zo’n consequent ding zijn dat je verkondigt. Maar het feit is dat we heel inconsequente mensen zijn en dat je emoties veranderen van dag tot dag. En het maakt niet uit dat je over iets zingt en je weet dat je emotie onterecht is of whatever. Dat je er de volgende dag heel anders over denkt maakt het niet minder interessant om dat te bezingen.” Woede als temporele staat van zijn, een momentopname dus. “Iedereen weet dat dat maar een kleine fase is in je verwerkingsproces ofzo en dat je de week erna accepteert van: ah, we hebben toch een schone tijd gehad en dit maakt allemaal niet uit in the end. Je snapt dat ook als je het schrijft, dat dat maar iets van voorbijgaande aard is. Maar dat maakt niet uit. Het blijft wel een mooie emotie.”
Dapper is het op z’n minst, om die inconsequentie en tegenstrijdigheid te omarmen. “Another rich kid topping the charts,” gromt Devoldere op titeltrack ‘Fever’ bitter en vol jaloezie, “but then I heard it and it hit the soft spot in my heart.” Emoties draaien met de wind, legt hij uit, en het is naïef om te doen alsof dat niet zo is, ook – of juist – in songteksten. “Het gevoel dat we dat omarmen, dat we zo full of shit zijn, dat vind ik een mooi idee.” En dus is de liefde hier zo koortsachtig als de titel doet vermoeden en zijn alle vrouwen femmes fatales. Alhoewel, alle vrouwen? Het blijft anekdotisch, benadrukken beide heren, en enigszins gechargeerd. “Ons leven is een rokerig fiftiesdrama,’ grapt Deprez. Devoldere: “Waar longkanker altijd op de loer ligt.”
Popclichés
“We always wanted to be The Velvet Underground, but to be honest, we’ve always been more like the Beatles,” staat er in de albumbio van Fever en inderdaad, naast elkaar en hun inconsequentie omarmt het duo nu ook vol overgave hun popstatus en alle clichés die daarbij komen kijken. Er is al miljoenen malen over de liefde gezongen en koorts is daarin als symbool allesbehalve nieuw, maar Deprez en Devoldere zullen ook de eerste zijn dat toe te geven. Clichés zijn oké en al die liefdesliedjes, die mochten ook best wat directer. “Terwijl we vroeger metaforische of algemenere waarheden wilden zoeken ofzo, beseffen we nu dat dat niet per se interessanter is dan die kleine, soms vunzige en dommige dingen die we nu ook bezingen.” Dat betekent overigens niet dat alle songs over de liefde op deze plaat daadwerkelijk over de liefde gaan. Devoldere noemt ‘Grapefruit’, waarop hij schrijft en zingt: “You don’t like the expression / you’re seeing on my face / I’m very sorry darling / I come in different ways” – en dat is dus niet naar een vrouw gericht. “Al zing je niet over de liefde, dan nog ga je het verpakken als een love song omdat dat nu eenmaal de beste vorm is. In ‘Grapefruit’ kijk ik eigenlijk in de spiegel en babbel ik tegen mezelf.”
“I’m not the man for changes,” horen we de heren zingen op een album dat tegelijkertijd totaal anders is en toch zo typisch Balthazar. Er is ook niet zo veel veranderd, wat de heren zelf betreft. Ze zijn wat ouder geworden, dat vooral. Nuchtere volwassen mannen met veel minder te bewijzen, meer lichtheid in het leven en een “jachtige zoektocht naar uzelf” die wat begint te minderen, aldus Deprez. “Je begint allemaal te aanvaarden dat je er ook geen kijk op hebt.” Het zijn paradoxale figuren, de twee kopmannen van Balthazar. Ze zijn ouder, maar klinken jeugdiger. Ze hebben niks meer te bewijzen en durven des te meer. Ze zijn inconsequent en rusteloos, maar lijken er vrede mee te hebben. Ze zijn een tikje preuts en tegelijkertijd zelfverklaarde “sexy motherfuckers.” Dat moet je ze nageven.