Hot Chip is altijd een productieve band geweest, maar na Why Make Sense was het tijd voor een uitgebreide pauze. Co-frontmannen Alexis Taylor en Joe Goddard brachten ieder soloplaten uit – Taylor zelfs twee – terwijl gitarist Al Doyle een volwaardig lid van LCD Soundsystem werd, de band waar hij voor diens break-up en daaropvolgende comeback alleen maar mee op tour ging. Vier jaar later is het moederschip terug met A Bath Full Of Ecstasy.
Tekst: Reinier van der Zouw
Foto’s: Bibian Bingen
Na dit interview, in de week voor de release van A Bath Full Of Ecstasy, overleed Philippe Zdar, op veel te jonge leeftijd. De Franse producer en helft van Cassius drukte zijn stempel op de nieuwe plaat van Hot Chip. Hieronder vertellen Joe Goddard en Alexis Taylor vol lof over de samenwerking.
A Bath Full Of Ecstasy is niet alleen de plaat in het Hot Chip-oeuvre die het langst op zich heeft laten wachten, het is ook de eerste plaat waarbij de band zich volledig overgaf aan producers van buitenaf. De keuze viel uiteindelijk op Philippe Zdar, een Franse producer die vooral bekend is van zijn werk met Cassius en Phoenix, en Rodaidh McDonald, de vaste producer van onder meer The XX. Goddard legt uit hoe dat zo gekomen is: “We wilden onszelf bewust openstellen voor een volledige samenwerking met de producers. Dus soms waren er momenten met allebei waar ze ons uit onze comfort zone haalden. Niet op een moeilijke of vervelende manier, maar ze hielpen ons wel met beslissingen nemen die we anders niet hadden genomen.”
Een zo’n beslissing ging over het nummer ‘Spell’, een zes minuten durende indietronica-trip waarop de band uitbundiger klinkt dan ze in lange tijd gedaan hebben. Goddard: “Die werd geproduceerd door Philippe en hij pushte ons om een vrij lange breakdown – eentje van twee, twee en een halve minuut – in het midden van het nummer te behouden. Het voelde eerst best verwarrend voor me. Alsof de track totaal uit elkaar valt en weer in elkaar gezet wordt. Dus in het begin was dat voor ons allemaal zo’n moment waarop we ons afvroegen: ‘Echt? Is dit wat we aan het doen zijn? Oké, dan moet ik me daar even op instellen.’” ‘Spell’ was een van de nummers waarvan de band een demo meenam naar de Parijse studio van Zdar. “Het was zo’n beetje het eerste waar we met hem aan werkten”, vertelt Goddard. “We speelden samen in zijn grootste studiokamer, waar veel geweldige keyboards staan. Uit de jamsessies boetseerde Philippe een nummer: hij nam lang op en haalde uit de opnames dan kleine momenten waar hij vervolgens een hele track mee maakte.”

De breakdown bleef dus, iets waar Goddard nu zeker geen spijt meer van heeft, getuige de reactie die het moment live oproept. “De respons op dat stuk live laat zien dat Philippe enorm veel ervaring met housemuziek heeft en de dynamiek daarvan heel goed begrijpt. Want als we dat nummer nu live spelen lijkt dat moment waarop alles uit elkaar valt mensen juist opgewonden te maken, op een hele mooie manier. Dus ik ben erg blij dat we hem, en onszelf, uiteindelijk vertrouwd hebben.”
Ook Taylor is enorm te spreken over de samenwerking met Zdar. “Voor mij bleek Philippe zo’n goede producer en werkpartner omdat hij echt zijn eigen manier van werken heeft. Hij is erg leuk en levendig in de studio, erg optimistisch over de mogelijkheden van wat je allemaal kan doen met een nummer. Hij heeft de kunde en kennis van zaken van een ingenieur en tegelijkertijd begreep hij heel veel van onze referentiepunten: clubmuziek, Duitse dub, techno, wat meer klassiek disco-spul. Er was een hoop overlap tussen dingen waar we allebei in geïnteresseerd zijn, dus het voelde als een goede match.”
Als je niet weet dat de plaat door twee verschillende mensen geproduceerd is, hoor je het waarschijnlijk niet – de stijl blijft consistent. In de studio was er wel een verschil: de twee producers verschilden qua aanpak best van elkaar, al vulden ze elkaar ook goed aan. Taylor: “Ze pasten allebei goed bij wat we wilden doen. Rodaidh kent zichzelf en zijn denkwijze heel erg goed, dus hij was ook heel duidelijk was over wat er moest gebeuren. Hij kon heel goed knopen doorhakken. Samen met hem veranderden we tracks op een manier die we misschien nooit hadden gedaan als we aan onszelf waren overgelaten. Hij was soms best hard, niet bang om te zeggen wat we beter zouden kunnen doen. Maar hij wist ook wanneer hij moest zeggen: ‘Ga zo door, dit werkt.’”
Het titelnummer, waarop wild geëxperimenteerd wordt met autotune, is echt een Rodaidh McDonald-track, aldus Taylor: “Met dat nummer waren we zelf al begonnen, maar hij heeft er uiteindelijk heel veel aan meegewerkt. Voor die track bracht hij software mee waar je de toon en klank van je stem kan bewerken en dat heeft uiteindelijk voor een soort hiphopgevoel gezorgd, al zit er ook wat jaren zeventig-trance in de track. Het nummer gaat heen en weer tussen twee verschillende geluidswerelden. Die ideeën kwamen van ons, maar hij hielp om het concreter te maken.”

Bij sommige nummers kunnen de heren makkelijk aanwijzen wie er verantwoordelijk was voor de productie, bij andere nummers liepen de zaken meer door elkaar. Goddard: “Sommige nummers op het album die aan of Rodaidh of Philippe zijn toegewezen bestaan sonisch gezien vooral uit dingen die we in mijn studio hadden opgenomen en waarbij een van hen vooral geholpen heeft met het arrangement of iets dergelijks.” Wat hem betreft is deze werkwijze zeker voor herhaling vatbaar. “Ze pushten ons om wat sterkers te maken dan wat we hadden gedaan als zij niet betrokken waren geweest. We wilden zeker meegaan met dat proces, geen situatie creëren waarbij we geweldige producers inhuurden om vervolgens al hun suggesties te negeren en gewoon de plaat maakten die wij wilden maken. We wilden echt samenwerken. Ik denk dat het daardoor een beter album is geworden.”
Taylor is het met hem eens en haalt om dat te bevestigen nog eens de werkwijze van McDonald aan. “Wat Rodaidh soms deed was dat hij een nummer nam wat begon als een nummer van elf minuten en zei: ‘Ik kan me een versie van dit voorstellen die meer een poptrack is, in plaats van een deep house-track of een clubtrack.” Daar hadden we ook tegenin kunnen gaan en voet bij stuk kunnen houden: nee, we willen het zó. Maar we hebben ons vrij flexibel opgesteld. In het proces met deze producers vroegen we expliciet naar hun gedachten. ‘Wat hoor jij hierin dat ons kan helpen met het maken van een plaat die ons muzikaal gezien op plekken brengt waar we nog nooit geweest zijn?’”

Waar het verhaal van het album vooral lijkt te zijn dat het dé plaat is waarop Hot Chip voor het eerst de deur open zette, hield de band op een ander vlak die deur juist dicht. Taylor: “In het geval van onze andere albums nodigden we vaak muzikanten uit om deel uit te maken van het proces: we deden er alles aan om de sound van de band te vergroten. Nu wilden we het juist echt bij ons vijven houden.”
‘Ons vijven’ verwijst hier naar de oorspronkelijke line-up van de band: Taylor en Goddard voornamelijk op zang en synthesizers, Al Doyle op gitaar, Owen Clarke op bas en Felix Martin achter de drumcomputers. Volgens Taylor was deze compactere samenstelling een verademing. “We hebben een paar platen gemaakt waar we zeker wel blij mee waren, maar waar het in het maakproces voelde alsof niet iedereen even veel ruimte had om dingen bij te dragen of zich daar niet comfortabel genoeg voor voelde. Deze keer leek het alsof iedereen meer op zijn gemak was.”
Niet dat A Bath Full of Ectasy klinkt als een bandplaat, hoor. Hot Chip staat nog meer dan ooit met twee voeten op de dansvloer. Luister bijvoorbeeld maar naar de eerste single ‘Hungry Child’, een clubtrack met hoofdletter C. Goddard legt uit: “In het opnameproces hebben we dat nummer ook echt samengesteld als zijnde een dancetrack. Er wordt niet veel op gejamd, we hebben het benaderd vanuit een houseperspectief.”

Goddard en Taylor hebben zeker nog wel een plekje in hun hart over voor gitaarmuziek, al zou je dat op basis van de laatste paar Hot Chip-platen niet meer zeggen. In de warm-up tour voor A Bath Full Of Ecstasy komt dat tot uiting in de vorm van vlammende cover van ‘Sabotage’ van Beastie Boys die standaard de toegift opent. Zeker niet de eerste keer dat de band zich aan een cover waagt – een paar jaar geleden verscheen nog een wonderschone Hot Chip-bewerking van Bruce Springsteens ‘Dancing In The Dark’ – maar deze valt op omdat hij behoorlijk trouw blijft aan het origineel.
Taylor ziet in dat dat misschien een gekke keus lijkt, maar voor hem is het volstrekt logisch. “Ik ben opgegroeid met Beastie Boys. De invloed die een album als Paul’s Boutique heeft gehad op Hot Chips manier van muziek maken is best groot.” Goddard vult aan: “Het is een belangrijk deel van wie we zijn als muziekfans. Beastie Boys is een band waarvoor we onze liefde al op een hele jonge leeftijd konden delen. Ze waren heel belangrijk voor mij als tiener. Op Paul’s Boutique noemt Mike D bijvoorbeeld allerlei oude soulzangers, muzikanten uit de seventies. Ik ging dan weer op jacht naar hún albums.”
A Bath Full Of Ecstasy eindigt met het langzaam naar een euforische climax opbouwende ‘No God’. Een opvallende en memorabele afsluiter, die de plaat bijna niet gehaald had, zo vertelt Taylor. “Toen ik het schreef zag ik het niet voor me als een Hot Chip-nummer. Ik zag het voor me als een epische ballad voor een zangeres. Maar toen we het album aan het maken waren gooide ik ‘m er toch maar in. Ik stelde voor om het te proberen als een wat langzamere, midtempo housetrack. Uiteindelijk hebben we een hoop verschillende versies geprobeerd. Op een gegeven moment had -ie zo’n beetje het tempo van Bob Marley’s ‘Could You Be Loved’. Als groep begonnen we het nummer langzamerhand op te geven, omdat we niet wisten wat we ermee aan moesten. Maar Joe zag er toch een zekere kracht in. Hij stelde voor een stukje piano wat we al hadden opgenomen te gebruiken, wat nu echt als een essentieel onderdeel van de track voelt en iets dat we misten in die vorige versies. Toen klikte het.”
Hot Chip speelt op vrijdag 30 augustus op Into The Great Wide Open. A Bath Full of Ectasy verschijnt op 21 juni via Domino Records.