Het wilde maar niet vlotten met die nieuwe plaat van Daniel Norgren. Het ontbreekt de Zweedse songwriter aan de focus om een verzameling liedjes samen te laten smelten tot een groter verhaal. Een ingrijpende gebeurtenis in zijn persoonlijke leven overtuigt Norgren er na een onvruchtbare periode ervan zijn album in de prullenbak te gooien en opnieuw te beginnen als de lucht is geklaard. Dan neemt hij met zijn band intrek in een negentiende-eeuwse textielboerderij, diep in het bos. Het blijkt de perfecte geboorteplaats voor het even speelse als serieuze Wooh Dang.
Tekst: Dirk Baart
Foto: Larry Limp
Daniel Norgren maakt de afgelopen tien jaar naam met blues en folk die overduidelijk geïnspireerd is door Amerikaanse tradities, maar waaruit de Scandinavische duisternis nooit helemaal verdwijnt. De dertiger debuteerde in 2007 met Kerosene Dreams, een album dat Norgren grotendeels opneemt met zelfgemaakte instrumenten. In de jaren die volgen breekt hij door met Outskirt en Horrifying Deatheating Bloodspider, albums die de harten van rootsliefhebbers van over de hele wereld veroveren maar die altijd verbonden blijven aan Norgrens thuisbasis.
Die thuisbasis, dat zijn de bossen in Zuid-Zweden, rondom Norgrens geboortestad Borås. Hij woont er tussen de hoge bomen en runt er met zijn vaste producer Pelle Nyhage Superpuma Records, het label waarop al zijn albums zijn verschenen. Zijn vrouw Petra is er artistiek leider, zijn broer Christian is tourmanager. Een tijdje terug ontdekt het gezelschap er tijdens een wandeling een gigantisch huis, niet eens zo ver van Nyhage’s eigen studio, maar volledig verstopt tussen het groen. “Het was compleet onaangetast, alsof het bevroren was”, herinnert Norgren zich. Hij is net thuis van een bezoek aan de fabriek die zijn nieuwe album aan het drukken is. Het bereik van zijn telefoon is matig. “Toen we het huis binnengingen, was het alsof we honderd jaar terug in de tijd reisden. Je rook dat het lang niet meer bewoond was, maar alles deed het nog. De verwarming kon gewoon aan.”

Norgren is meteen verliefd op het huis. Urenlang tuurt hij door de scheve kozijnen naar buiten en verwondert hij zich over de manier waarop ze het landschap lijken te vervormen. Al snel draagt Norgren zijn bandleden op al hun spullen vanuit de studio naar het huis te verplaatsen. Een paar maanden lang spenderen ze er grote delen van de dag. “Het voelde een beetje alsof we op vakantie waren.” De groep stelt zich op in de grote woonkamer, waar nog een grote piano staat. “Dat was een van de redenen waarom ik daar op wilde nemen. Ik pingelde er wat op en viel als een blok voor het ding. Hij was een beetje vals, maar dat kan je het moeilijk kwalijk nemen, hij staat al honderd jaar in dat huis.” Niet alleen de piano klinkt niet altijd zoals hij hoort te klinken, ook de gitaren op Wooh Dang klinken bij vlagen wat krom. “Dat kwam omdat we in eerste instantie vergeten waren om onze stemmers mee te nemen”, legt Norgren uit. “Maar daarna hebben we besloten dat we ze helemaal niet meer mee zouden nemen. Om op onze oren te vertrouwen, op onze guts, en niet te veel op allerlei apparatuur te vertrouwen. Hier en daar klinken de gitaren een beetje vals, maar dat is precies zoals ik het wilde hebben.”
“Er staan zelfs een paar first takes op het album”, vertelt Norgren. Nyhage, die een paar gangen verderop een impromptu productieruimte heeft gebouwd, neemt ze op zonder dat de band het doorheeft. “Het was net alsof ik gewoon met m’n vrienden aan het repeteren was voor een optreden. De eerste keer dat we samen in het huis waren, waren we net puppy’s die met hun staarten kwispelden van enthousiasme. De enige regel was dat er geen regels waren. Natuurlijk hoopte ik dat het zou lukken om een album te maken, maar het was belangrijker om plezier te hebben.”
Hoe anders is het twee jaar terug, als Norgren ook probeert een album te maken. Hij stoeit eindeloos met een collectie demo’s, maar keer op keer loopt hij tegen een muur aan. “Het voelde alsof ik al besloten had hoe het album moest klinken, dus het was enorm frustrerend toen ik het niet voor elkaar kreeg. Ik begon alles te overdenken en aan mijn beslissingen te twijfelen.” Norgren werkt tegelijkertijd aan de soundtrack voor een Zweedse televisieserie, maar zijn eigen muzikantschap begint ook steeds meer als een baan te voelen. Een baan waar Norgren geen plezier aan beleeft, bovendien. “De eerste keer dat je een gitaar oppakt, voel je een bepaalde verliefdheid, wil je eigenlijk niet meer loslaten. Maar dan veranderen dingen. Soms kan het daardoor moeilijk zijn om je eigen stem te vinden en te ontdekken wat je eigenlijk wilt zeggen. Uiteindelijk hebben we besloten om te stoppen met de opnames en alles weg te gooien. Dat was een enorme opluchting, omdat ik mezelf heel lang had wijsgemaakt dat het wel beter zou worden als ik maar door zou blijven gaan.”
Norgren hakt de knoop door nadat zijn persoonlijke leven wordt opgeschud. Iets meer dan een jaar geleden ontmoeten donker en licht elkaar op een hartverscheurende manier. Op het ontroerende ‘When I Hold You In My Arms’ bezingt Norgren inderdaad zijn vaderschap, maar de geboorte van zijn kind viel gelijk met het verlies van een belangrijk familielid. “Het was een vreemd toeval”, herinnert hij zich. “Je weet dat mensen geboren worden en dat mensen doodgaan, maar toch is het een schok als zoiets gebeurt. Vader worden verandert ook zoveel, in je hoofd en in je hart. In je ogen en je oren. Het bracht me een beetje van de wijs. Ik kon me niet lang genoeg concentreren op mijn muziek. Ik zie mijn albums als werelden waarin ik een duik neem, hopend dat ik mijn adem in kan houden tot het album geschreven en opgenomen is. Dan kan ik pas weer naar lucht happen. Toen ik aan dat album werkte, voelde ik me juist kortademig, ik kon niet lang genoeg onder water blijven. Nu lukte dat wel.”
Norgren beschrijft de omslag in ‘Let Love Run The Game’, een van de singles van Wooh Dang. Hij laat een vogel aan het woord, die plots tegen Norgren begint te praten als hij een ommetje door het bos maakt. ‘Ik zie je hier nu elke dag’, zegt de vogel. ‘Je bent zeker naar iets op zoek?’ Zijn wijze raad: ‘Just put your heart-shaped glasses on boy. And something will come looking for you too.’ Het is een les die Norgren daadwerkelijk leert dankzij lange wandelingen in de omgeving van het huis. Hij maakt er field recordings van vogels, het water en de wind, opnames die uiteindelijk op het album zullen eindigen. Op leadsingle ‘The Flow’ bijvoorbeeld, waarin Norgen zingt over het wachten op die o zo belangrijk flow en een beekje dat onder het huis doorloopt te horen is. “Ik had een vast pad dat ik altijd aflegde”, legt Norgren uit. “Het was elke dag hetzelfde pad, maar er vielen me telkens nieuwe dingen op. Zeker in het voorjaar, als er zomaar een krokus kan opduiken. Het is meditatief, een soort medicijn voor de ziel. Ik ben geen persoon die van negen tot vijf aan een bureau kan zitten. Juist tijdens boswandelingen krijg ik mijn beste ideeën. Het klinkt cliché, maar ik probeer er maar eerlijk over te zijn.”
Ook het weer heeft veel invloed op Norgren. Hij is er enorm gevoelig voor. Als de zon schijnt, schrijft hij zonnige nummers, en als het regent, maakt hij regenachtige muziek. “Ik ben een beetje een weerman”, lacht hij. “Vandaag ben ik in opperbeste stemming, want de lucht is helemaal blauw. Er is geen wolkje te bekennen. Maar als er ook maar één wolk opduikt, dan verander ik al een beetje. We namen het album afgelopen zomer op, in de heetste en meest zonnige periode van de afgelopen honderd of tweehonderd jaar. Het licht, de zon, het weer, alles speelde een rol in het proces. ’s Nachts was de hemel pikzwart en vol met sterren. Soms heb je dat geluk.”
Nu vindt Wooh Dang, de plaat die werd opgenomen in een haast rustieke isolatie, zijn weg de wijde wereld in. Het is een bijzondere gewaarwording voor Norgren. “Maar dat is het vast voor iedereen die muziek maakt en daarin persoonlijke dingen verwerkt. Zolang ik blij met het album ben, ben ik ook blij dat het uitkomt. Het is misschien niet de beste plaat ooit, maar het is mijn plaat, waarop ik mijn verhaal zo eerlijk vertel als ik maar kan. Als ik die conclusie kan trekken, voel ik me onoverwinnelijk. Als ik eerlijk ben tegen mezelf, kan ik alles uitbrengen. Ik reken er helemaal niet op dat andere mensen zich verbonden voelen met hetgeen dat ik heb gemaakt, verstopt in mijn eigen bubbel, diep in het bos. Maar soms gebeurt dat wel. Dat stemt me heel nederig.”
Wooh Dang is uit via Superpuma Records. Eind augustus speelt Daniel Norgren op Into The Great Wide Open.