Wiens liefde niet beantwoord wordt, heeft een paar opties. Men kan zich de vernieling indrinken, een poging wagen alle matige romcoms ter wereld te bekijken of zijn pijlen simpelweg op iemand anders richten. Haley Dahl alias Sloppy Jane bewandelde een andere route: als groots gebaar nam ze haar ambitieuze tweede album Madison volledig op in een grot, zo’n 35 meter onder de grond. Het proces resulteerde in een betoverend huwelijk van indiefolk en kamermuziek, maar bevond zich ook op het snijvlak tussen artistieke zoektocht en diep persoonlijke zelfkastijding.
Tekst: Dirk Baart
Foto’s: Walter Wlodarczyk
Het is 2017 als Haley Dahl voor het eerst denkt aan de plaat die uiteindelijk Madison zal worden. Ze is net pas net aan de weg aan het timmeren met Sloppy Jane, een band die volledig om Dahl draait en ooit haar jeugdvriend Phoebe Bridgers als bassist in de gelederen had. Debuutalbum Willow moet nog verschijnen. Een theatrale, rauwe punkrockplaat is het, waarop Dahl zich regelmatig schor schreeuwt. Maar Dahl heeft al andere dingen aan haar hoofd. In een poging zichzelf af te leiden van haar gebroken hart, spendeert ze veel tijd in de krochten van het internet. Daar ontdekt ze de Great Stalacpipe Organ, een stenen orgel dat in de jaren vijftig werd gebouw in de Luray Caverns in Virginia. Dahl begint te dromen van een plaat waarop het orgel en strijkers de boventoon voeren, vol symfonische elementen en fijnzinnige kamermuziek. Een album opnemen in een grot en dat opdragen aan de persoon die je hart gebroken heeft, hoe romantisch is dat?
Bij de Luray Caverns krijgt Dahl nul op het rekest, maar ze gaat niet bij de pakken neerzitten. In de jaren die volgen zet ze samen met vriendin en videomaker Mika Lungulov-Klotz een zoektocht naar de perfecte grot op poten. Het duo bezoekt meer dan dertig grotten, verspreid over de gehele Verenigde Staten. Stukje bij beetje schaaft Dahl haar visie bij tot een plan dat uitdagend maar haalbaar is. “In eerste instantie wilde ik het album in twee dagen volledig live opnemen, zonder dat we de grot tussentijds verlieten”, vertelt de geboren New Yorkse, met een accent dat haar jeugd in Californië verraadt. “Dat was nou typisch zo’n idee dat ik bedacht voor ik ooit een grot had bezocht. Ik wilde ook per se een natuurlijk grot, niet eentje die door mensen was onderhouden. Het moest wel écht verraderlijk zijn. Zodra ik kennis over grotten begon op te doen, bleek dat ook niet mogelijk. Een natuurlijke grot loop je niet in door een soort mooie poort, daar moet je door een gat in de grond in zien te kruipen. En een piano krijg je daar al helemaal niet naar binnen.”
Per toeval stuiten Dahl en Lungulov-Klotz op de Lost World Caverns, een grottenstelsel nabij Lewisburg, West Virginia dat in 1942 werd ontdekt door de Virginia Polytechnic Institute and State University. “We waren eigenlijk in West Virginia om een andere grot te bezoeken, maar die leek ons toch wat te gevaarlijk. We overnachtten in een busje op de parkeerplaats van de lokale Walmart en kwamen erachter dat er vlakbij een grot was die we nog niet op onze radar hadden.” Eigenaar Steve Silverberg staat Dahl & co. toe om buiten openingstijden gebruik te maken van de grot, die sinds de jaren zeventig voor publiek is opengesteld. Het is een aanbod dat Dahl niet af kan slaan. Haar megaproject wordt immers niet gesponsord door een welgestelde platenmaatschappij, maar door haar eigen creditcard en een GoFundMe-pagina, waar de tegenprestatie luidt dat Dahl het pak dat ze een jaar lang dagelijks gedragen heeft op zal eten zodra ze twintigduizend dollar heeft ingezameld.
Met de groep van twintig muzikanten die ze om zich heen verzameld heeft, doktert ze een hels schema uit: twee weken lang zullen de muzikanten zich rond twee uur ’s middags bij de grot verzamelen. Dan kunnen ze hun spullen klaarzetten en rond half vier beginnen met opnemen. Men werkt door tot om acht uur ’s ochtends de eerste toeristen weer voor de deur staan. Slapen in een van de hotels bij de grot past niet binnen het budget, dus dan volgt een terugreis van zo’n anderhalf uur naar het South Appalachian Folk Center, waar Dahl & co. ‘overnachten’. “We sliepen in stapelbedden in slaapzalen zonder verwarming. En warm douchen zat er ook niet in. Het was er erg mooi, hoor. Volgens mij is het ooit gebouwd voor zomerkampen en hebben een paar hippies het later gekocht om het te verhuren voor feesten en partijen. We kwamen meestal rond tien uur ’s ochtends terug daar. Dan moesten we koken, eten, een dutje doen en rond een uur of één weer richting de grot. Het was enorm zwaar, maar ik heb nooit iemand horen klagen. Ik was jarenlang compleet geobsedeerd door deze plaat. Niets zou me tegenhouden. Achteraf heeft iedereen op zijn eigen manier een mentale of fysieke ineenstorting doorgemaakt, maar op dat moment waren we heel geconcentreerd en hadden we ook ontzettend veel plezier. Ik voelde me geroepen door God om dit te doen, op een andere manier kan ik het niet uitleggen.”

Eenmaal in de grot – waar de groep naast het album ook twee videoclips opneemt – houden de uitdagingen vanzelfsprekend niet op. Het duurt een dag om de piano op de juiste plek te krijgen, het is voortdurend twaalf graden en door de luchtvochtigheid blijft de beharing van de strijkstokken niet gespannen. En dan is er nog de natuurlijke reverb. Die zorgt ervoor dat de drums op ‘Party Anthem’ klinken alsof er een Grote Vriendelijke Reus op de deur klopt, dat pianoballade ‘Jesus and Your Living Room Floor’ een beetje spookachtig aanvoelt, en dat Dahls stem ook in de intieme afsluiter ‘Epilogue’ nog kolossaal klinkt. Maar die zorgt er ook voor dat het tijdens de opnames bijkans ondoenlijk is om fouten te ontdekken. “Door de echo klinkt alles zo mooi dat het een probleem wordt. Pas bij het terugluisteren kwamen we erachter dat niet elke take perfect was. In de grot heb je het helemaal niet door als er iets misgaat.”
Het is tijdens de opnames dan ook van groot belang om vast te houden aan de bladmuziek die Dahl voor Madison geschreven heeft. Maanden heeft ze met haar orkest – uit voornamelijk Berklee-studenten, samengesteld door cellist Sean Brennan – gerepeteerd en ruimte voor experiment in de ‘studio’ is er niet. “Ik had de plaat nooit kunnen maken zonder al die muzikanten van verschillende niveaus en achtergronden die zo geduldig met me zijn geweest. Voor ik aan Madison begon kon ik helemaal geen bladmuziek lezen of schrijven. Ik speelde ook geen piano en wist niks van kamermuziek. Ik moest er eerst nog achter zien te komen wát ik eigenlijk moest leren, voor ik het daadwerkelijk kon leren. Mensen hebben me zo vaak uitgelegd wat wel en niet logisch was in de muziek die ik geschreven had. Ik ben echt beter in mijn werk geworden.”
Het geduld om nieuwe dingen te leren en vast te houden aan haar visie, dat is hetgeen aan Madison dat Dahl het meest trots stemt. “In logistiek opzicht is er een en ander veranderd, maar verder lijkt de plaat heel veel op de eerste notities en demo’s die ik vier jaar geleden heb gemaakt. Ik ben daar veel dichterbij gebleven dan ik tijdens de opnames dacht. De eerste muziek die ik schreef was een stuk van twintig minuten: een klein stukje van ‘Overture’, het outro van ‘Madison’ en ‘Jesus and Your Living Room Floor’. En ‘Wonderama’, maar dat was toen nog een heel minimalistische pianocompositie. Ik schreef toen alleen de pianopartij, maar creëerde al wel de basis voor de plaat. Al die onderdelen zijn uiteindelijk in uitgebouwde versies op het album geëindigd.”
Hoewel Madison op het eerste gehoor mijlenver verwijderd lijkt van Willow, ziet Dahl weldegelijk overeenkomsten tussen de twee. Ze vormen voor haar zelfs onderdelen van één en dezelfde trilogie, samen met de volgende plaat van Sloppy Jane. Dahl schetst de muzikale kenmerken die op beide albums terug te horen zijn: dalende chromatiek en groepsvocalen, bijvoorbeeld. En de melodie van Willow-afsluiter ‘Potassium (We Saw Everything)’, die meerdere malen terugkeert op Madison. En eerlijk is eerlijk, met onder meer een saxofoon, een kazoo, een xylofoon en schuiffluitje liet Willow qua instrumentarium al horen dat Sloppy Jane geen dertien-in-een-dozijn punkband was. Belangrijker nog is echter het thematische verband dat Dahl tussen haar platen heeft gelegd. “Willow is een soort verknipt Pinokkio-verhaal. Het gaat over de tijd dat ik nog in een stripclub werkte en sekswerk deed, toen ik me haast een object voelde dat écht wilde worden. Op Willow deed ik dat door middel van agressie, door mezelf keer op keer tegen de grond te smijten tot ik openbrak en de emoties uit me liepen. Madison is daarvan de voortzetting: het lukt om dingen te voelen, maar ik ben ook nog steeds erg gebroken.”
Juist binnen de context van een gigantische, persoonlijke onderneming als Madison haar emoties erkennen – en wellicht enigszins de baas zijn – is een grote overwinning voor Dahl. Het blauwe speelgoedpaard dat zijn opwachting maakt op de hoes van Madison en de bijbehorende persfoto’s staat er symbool voor. “Ik had het met Mika over geduldig zijn, in emotionele zin. I said something about not being able to hold my horses. Ze renden altijd bij me weg. Voor mijn verjaardag gaf Mika me daarop een doos vol met kleine blauwe paardjes, om vast te houden. Ik heb ze jaren bij me gedragen.” Het symbool heeft ook te maken met de persoon voor wie Dahl Madison in eerste instantie bedacht. “Lang voor ik aan de plaat begon, hadden we een korte romantische situatie. Toen die op zijn eind liep, gaf die persoon me een klein plastic paard als aandenken. Het is altijd een belangrijk voorwerp voor me gebleven, al is het maar als bewijs dat die momenten ooit echt hebben plaatsgevonden.”
Na de opnames belandt Dahl in een vergelijkbare situatie: als de release van Madison door de pandemie wordt uitgesteld, moet ze zich er constant aan herinneren dat ze de plaat daadwerkelijk gemaakt heeft. “Het album werd een weird imaginary friend, iets dat alleen bestond voor mij en een paar mensen die mee hadden gewerkt. Ik ging door een rouwperiode toen het af was, zo verdrietig was ik dat ik dat doel niet meer voor ogen had. En toen de eerste single uiteindelijk uitkwam, raakte ik daar best wel van in paniek. De dag voor de release ben ik voor zonsopgang opgestaan en heb ik nog één keer naar het hele album geluisterd met het gevoel dat het nog van mij was, voor ik de meningen zou moeten horen van mensen die ik niet eens ken.” De mening van één iemand heeft Dahl eerder al aangehoord, vlak voor de pandemie in het voorjaar van 2020 begint. Dan maakt ze de cirkel rond en laat ze Madison horen aan de persoon voor wie ze het heeft gemaakt. Een soort afscheid is het, waarbij ze aanhoort wat die ander te zeggen heeft over het album, maar waarbij Dahl ook een persoonlijk proces dat jaren heeft geduurd tot een eind brengt. Vanaf dat moment is het album eigenlijk niet meer dat romantische gebaar, maar vooral een overwinning die Dahl op zichzelf heeft geboekt. “Ooit maakte het me heel veel uit wat die persoon van het album zou vinden”, zegt ze, met een zekere opluchting in haar stem. “Maar inmiddels niet meer.”
Madison is uit via Saddest Factory Records, Phoebe Bridgers’ sublabel van Dead Oceans.