Jarenlang weet de ellende Timothy Showalter van Strand of Oaks te vinden. De affaire van zijn vrouw blijkt de redding van zijn huwelijk, hij heeft problemen met alcohol en verliest bijna zijn leven bij een auto-ongeluk. Altijd is muziek maken zijn overlevingsmechanisme. Maar als zijn band twee jaar terug uit elkaar valt, vindt Showalter het eigenlijk wel goed zo. De schijnbaar onuitputbare rocker staat op het punt zijn gitaar aan de wilgen te hangen. Een sms’je van een half vergeten vriend – die toevallig in My Morning Jacket zit – zorgt ervoor dat er nu toch een nieuwe plaat is.
Tekst: Dirk Baart
Foto’s: Alysse Gafkjen
Eraserland heet -ie, die plaat. In het hoofd van Showalter is het een soort verlaten pretpark aan het strand. “Met als slogan: waar we allemaal opnieuw kunnen beginnen.” Opnieuw beginnen, dat is zo’n beetje wat de Amerikaan zelf deed, zonder alles dat aan het heden voorafging te vergeten. Hij schreef op Eraserland nummers die hij nooit had gedacht te schrijven, maar ook nummerswaar hij al jaren naar op zoek was. Van vrolijk tot zwaarmoedig en van Springsteen tot Slowdive: allerlei werelden komen op het album bijeen, maar krijgen ook stuk voor stuk de ruimte die ze verdienen. De voormalige wildebras vertaalt de rust in zijn hoofd naar een plaat die ademt, waarop de dingen die níét gebeuren minstens zo belangrijk zijn als de dingen die dat wel doen.
Het is voor een groot deel te danken aan de mensen met wie Showalter Eraserland maakte. Voorheen was Strand of Oaks een veredeld soloproject waarin Showalter sessiemuzikanten in de studio de partijen aanleerde die hij zelf had geschreven. Dit keer liep het anders. Sterker nog: zonder de mensen met wie Showalter op Eraserland samenwerkt, was het album er überhaupt nooit geweest.
In de eerste zin van leadsingle ‘Weird Ways’ zing je: “I don’t feel it anymore” en “I turn my back to the meaning of life.” En je hebt het over een scene die niet meer als de jouwe voelt. Wat was er met je aan de hand?
“Dat heb ik mezelf ook veelvuldig afgevraagd. Het patroon van mijn leven was altijd om op dingen te reageren met muziek. De goede en de slechte. Als ik de beste of de slechtste dag van mijn leven had, schreef ik daar een nummer over. Dan maakte ik een plaat of speelde ik een show om het te verwerken. En om het heel simpel uit te drukken: dat vuur ging uit. Op het podium wist ik niet meer wat ik aan het doen was. Ik voelde me een acteur die Strand of Oaks aan het spelen was.”
En toen viel ook nog je band uit elkaar.
“Het probleem was dat veel van de mensen in mijn band niet echt jong meer zijn. We zijn allemaal 30, 40 en maken al meer dan twintig jaar muziek. Dan moet je bij jezelf nagaan of je nog wel negen maanden op tour wilt, relaties op pauze wilt zetten en alle verbondenheid met je thuisleven zo lang wilt verliezen.”
“Mijn bandgenoten wilden dat niet meer. M’n drummer Mike is nu een geweldige manager geworden. M’n gitarist ging trouwen en m’n bassist woont geloof ik ergens diep in het bos. Aan het eind van 2017 hadden we zeven jaar lang min of meer non-stop getourd: we waren allemaal uitgeput, waren in een sleur terecht gekomen. Ik vind het altijd grappig om het daar als muzikant over te hebben, want het laat maar weer eens zien dat het eigenlijk ook een baan als elke andere is. Het is helemaal niet bijzonder. Je doet iets dag in dag uit en plotseling ben je de tijd uit het oog verloren: wat is er met die zeven jaar gebeurd? Ik was op dat moment 35, maar had amper vrienden, hobby’s of interesses buiten muziek. Natuurlijk is dit nog steeds mijn droom, maar het is een vreemde gewaarwording als hetgeen dat altijd je ontsnapping uit het echte leven was – een speciale plek waar je naartoe kon gaan – je baan geworden is. Je wilt er nog steeds net zoveel van houden, maar soms gaat dat niet meer.”
“Bovendien was ik simpelweg enorm depressief, en ik wist niet eens waarom, want het was nu eens niet vanwege liefdesverdriet of een ongeluk of al die andere dingen die me weleens zijn overkomen. Mijn lichaam was gewoon depressief en iedereen om me heen had het eerder door dan ik. Mijn vrouw, mijn vrienden, iedereen met wie ik werk. Dat viel me zwaar. Iedereen die me weleens heeft zien spelen weet dat ik nooit iets fake. Ik ben gek op spelen, maar mensen zagen nu dat ik het plezier daarin aan het verliezen was. Dat was eng.”
“Het is een vreemde gewaarwording als hetgeen dat altijd je ontsnapping uit het echte leven was, je baan geworden is.”
Je hebt weleens gezegd dat je vorige plaat het eerste moment was waarop mensen na je verrassende doorbraak wachtten op nieuwe muziek van Strand of Oaks. Werkten die verwachtingen verlammend?
“Ik ben nog steeds gek op Hard Love, maar het probleem dat veel muzikanten hebben is dat mensen nu pas horen wat jij twee jaar terug geleefd en geschreven hebt. Hard Love was al een jaar af toen het uitkwam en toen moest ik er nog mee op tour. Ik was een album aan het spelen dat ging over iemand die ik allang niet meer was. In de tijd nadat ik het album schreef, had ik m’n leven op orde gekregen. Ik had een geweldig jaar met mijn vrouw en was begonnen kunst te maken. Het was zo vreemd om weer terug in de wereld van Hard Love te gaan. Ik houd van die nummers, maar het was bizar. Ik wilde geen dingen faken, niet de wilde agressie oproepen die ik niet meer hoefde te hebben. Ik ben een kind van de jaren negentig en heb nou eenmaal een hekel aan phonies, aan iedereen die niet echt is.”
In 2018 speelde je, onder meer in Nederland, mee met Songs:Molina, een eerbetoon aan de veel te vroeg overleden Jason Molina. Daar kroop je ook zo’n beetje in andermans huid.
“Ik deed dat jaar allerlei dingen die ik normaal niet deed, zoals Songs:Molina. Ik wist vooraf niet zeker of het een goed idee was om dat te doen, zo gevoelig ligt het. Jasons muziek is extreem belangrijk voor me, maar ik kan het niet draaien. Die extra misère heb ik gewoon niet nodig in m’n leven. Doe mij maar Grateful Dead of iets anders dat me opvrolijkt. Uiteindelijk ben ik heel blij dat ik het gedaan heb: het gaf me de kans om twee weken lang niet Strand of Oaks te zijn. Ik kon gewoon lekker ritmegitaar spelen als de andere bandleden of gasten de zang even overnamen. In de zomer heb ik nog wat festivals gedaan met RUV, een band uit Enschede, en My Morning Jacket. Ik leerde zoveel over samenwerken en omgaan met andere mensen. Dat had ik echt even nodig, het maakte me minder alleen.”
Ik kan me voorstellen dat het soms vreemd is: Strand of Oaks is niet helemaal een soloproject, maar ook geen echte band.
“Zo is het inderdaad een beetje gegroeid. Strand of Oaks begon in 2003 als het project van mij en wat vrienden. Die vrienden verhuisden, of ik verhuisde, maar ik bleef liedjes schrijven en dat bleven Strand of Oaks-liedjes. Ik kan wel jaloers zijn op bands met leden, want het wordt weleens eenzaam. Gelukkig schuilt er ook opwinding in het spelen met nieuwe mensen, zoals Neil Young dat bijvoorbeeld vaak heeft gedaan. Dan klinkt elk nummer elke keer weer anders. En ik kan My Morning Jacket nou eenmaal niet als mijn vaste band gebruiken.”
Je hebt Eraserland wel met hen gemaakt. Een sms’je van gitarist Carl Broemel is zo’n beetje de reden dat het album er is. Weet je nog wat hij je stuurde?
“Niks bijzonders eigenlijk. Ik denk dat hij gewoon aan me dacht, hij zei dat ik het hem maar moest laten weten als ik ooit muziek wilde maken. Ik ben altijd een beetje geïntimideerd als ik met Carl praat, want ik vind het nogal cool dat ik vrienden mag zijn met zo’n gitaargod. Dus ik had hem niet eens verteld dat ik me niet zo goed voelde en niet per se een plaat wilde maken. Zoals ik al zei: soms kennen de mensen om je heen je beter dan jijzelf. Wat jij niet ziet, zien anderen wel. Dat is een beetje het verhaal van Eraserland, waarom het er bijna niet geweest was en waarom het er uiteindelijk gekomen is. Ik vind het een prachtig besef dat het eigenlijk niets met mij te maken heeft gehad. Toen ik opgaf, namen andere mensen me op sleeptouw.”
“Zonder dat ik het wist had Carl de andere bandleden gebeld. Zes uur later belde mijn manager Ryan me in verwarring op: ‘Ga jij een plaat maken met My Morning Jacket?’ Ik zei van niet en hij antwoordde van wel: ‘Hun manager heeft me net gebeld, ze hebben een studio gereserveerd.’ Ik had er helemaal niet om gevraagd, maar het gebeurde gewoon. Als ze die studio niet hadden geboekt, had ik jaren geen plaat meer gemaakt. Of misschien wel nooit meer. Het ergste was dat ik voor het eerst in mijn leven geen nummers op de plank had liggen. Normaal schrijf ik altijd muziek, maar nu was ik voor het eerst helemaal gestopt. Ik móést nummers schrijven. En dat niet alleen, ik moest nummers schrijven die goed genoeg waren voor de beste band ter wereld. Neem nou Bo (Koster, red.), die is toetsenist in de band van Roger Waters. Die kan ik niet zomaar iets onder z’n neus schuiven.”
“De motivaties waarmee ik aan de slag ging waren heel anders dan normaal in de muziekindustrie. Daarin moet iedereen een popster worden, moet je volgende hit groter zijn dan de vorige en wordt van je verwacht dat je op de volgende tour een grotere zaal uitverkoopt. Ik heb daar nog steeds zo’n hekel aan. Nick Cave, een van mijn helden, schreef in 1996 een brief aan MTV om een awardnominatie af te wijzen. Daarin zei hij: ‘my muse is not a horse.’ Dat was zo herkenbaar. Ik schrijf geen liedjes omdat het kan of moet, niet om populair te worden. Ik schrijf omdat het de enige manier is waarop ik mezelf uit kan drukken. Als ik begin te denken: ‘deze radiohit moet wel een gigantisch refrein hebben’ of ‘mensen moeten deze riff wel mee kunnen zingen’, vernietigt dat alle vormen van creativiteit. Voor Eraserland heb ik me totaal niet bezig gehouden met wat mensen leuk zouden vinden. Ik dacht alleen: ‘Ik moet muziek schrijven die zo goed is dat mijn vier vrienden met we willen spelen.’ Toen ik dat deed, maakte ik de eerlijkste muziek die ik in lange tijd gemaakt had, misschien wel de eerlijkste muziek die ik ooit gemaakt heb. De nummers kwamen ook zo snel: binnen twee of drie weken was het hele album af.”

Je schreef het album niet – zoals gebruikelijk – op gitaar, maar op een bas. Wat voor effect had dat?
“Mijn schoonvader is sessiebassist, dus ik kreeg dat ding van hem. Ik heb altijd wel een beetje bas gespeeld en wilde nu eens muziek maken op een andere manier. Ik was moe van alles, dus ook van de gitaar, denk ik. De bas zorgde ervoor dat ik voor het eerst minder lawaai maakte, eerst de basis van een nummer vond voor ik de riff en de achthonderd synthesizerpartijen bedacht die ik erin wilde verwerken. Eraserland is mijn eerste plaat die open is, waarbij ik niet de druk voelde om elke ruimte op te vullen met geluid.”
“Dat is ook te danken aan de mensen die op het album spelen. Ieder van hen had te veel kunnen spelen, ze zouden allemaal in van die instructievideo’s voor hun instrument kunnen zijn. ‘Dit is hoe je elke noot speelt op de gitaar, piano, bas’, enzovoorts. Maar wat ze deden was het tegenovergestelde. Patrick (Hallahan, red.), die drumt op de plaat, vertelde me dat hij nog nooit zo weinig noten heeft gespeeld. En hij was zo blij met alles dat hij had gedaan. En ik ook! Normaal zei ik altijd: ‘Speel gewoon elke noot die je kunt spelen, het leven is wild en gek.’ Een nummer als ‘Vision’ had zo veel elementen kunnen hebben, maar in plaats daarvan hebben we alles weggelaten. Ik kwam erachter dat nummers veel groter voelen als er minder is. Ik dacht altijd dat je songs groot maakte door er veertig gitaarriffs in te stoppen. Wist ik veel, maar zo werkt het dus niet! Zo doen de groten der aarde het helemaal niet.”
Met ‘Wild and Willing’ staat er zelfs een nummer op het album dat bijna a capella is.
“Dat nummer zou eigenlijk helemaal niet op de plaat staan, er was een heel ander nummer al af. Ik was nog wat vocals aan het opnemen en vroeg aan Kevin (Ratterman, red.), de producer: ‘Mag ik die akoestische gitaar daar eens pakken en gewoon wat proberen?’ Ik zong het nummer in één take en speelde het op de gitaar waarop Jim James de eerste drie My Morning Jacket-platen geschreven bleek te hebben. Aan het eind vroeg ik Kevin door de microfoon: ‘Was dat oké?’ Ik hoorde hem een traantje wegpinken en zeggen: ‘Ja, daar zullen we het maar mee doen.’ Dat nummer hadden we achteraf ook nog een uitgebreid arrangement aan kunnen meten, maar het zegt zoveel meer zonder.”
Een paar jaar terug was je al eens op tour met My Morning Jacket. Had je daarvoor eigenlijk al iets met hun muziek? Ze zijn al wat langer bezig dan jij.
“Absoluut. Ik zag ze voor het eerst in 2001, geloof ik, toen ik nog op de universiteit zat. Toen we samen op tour gingen was er meteen een connectie. We komen allemaal uit hetzelfde deel van het land: ik uit Indiana en zij uit Kentucky of Ohio. We zijn op dezelfde manier opgevoed en hebben dezelfde kijk op het leven. Tijdens de tour werden we vrienden, maar tijdens het maken van de plaat werden we broeders, voor altijd verbonden.”
“Door de samenwerking met My Morning Jacket klinkt Eraserland ook meer als Strand of Oaks dan ik ooit in mijn eentje had gekund. Ik heb de partijen geschreven, maar zij hebben er op hun eigen manier diepgang aan gegeven Tom (Blankenship, red.), de bassist, heeft op een gegeven moment gewacht tot dertig seconden voor het einde van ‘Forever Chords’ – dus dat is acht en een halve minuut – om een van de mooiste baslijnen te doen die ik ooit heb gehoord. Hij wachtte en wachtte en wachtte en wist gewoon dat hij op dat moment die partij daar wilde spelen. Natuurlijk hoor ik andere dingen in de plaat dan de meeste mensen zullen horen, maar als ik die baspartij hoor wordt het me duidelijk hoe belangrijk ze dit vonden.”

Je hebt dat nummer, een epos van ruim negen minuten dus, omschreven als hét Strand of Oaks-lied bij uitstek. “Het is ofwel het laatste nummer dat ik ooit schrijf of het eerste nummer van een nieuw tijdperk.”
“Ik schreef het op de zwaarste dag van het proces. Ik was een m’n eentje in de stad aan de kust waar ik het album schreef. In de zomer wonen daar zo’n honderdduizend mensen, maar in de winter blijven er maar duizend hangen. Je bent alleen. Ik fietste over de boulevard langs winkels die waren dichtgespijkerd. De oceaan herinnerde me aan de dood, het voelde als het vagevuur of de Apocalyps. Ik kom uit het midden van Amerika, dus ik zag de oceaan pas voor het eerst toen ik achttien was. Volgens mij heb ik toen gehuild, zo indrukwekkend vond ik het. Als ik dichtbij het water ben, gebeurt er nu nog steeds iets met me. Ik denk dat het komt omdat het getij zo onwetend is. Het heeft geen weet van goed en kwaad, weet niets af van oorlogen. Het gebeurt gewoon en blijft gebeuren.”
“Een moment dacht ik: misschien moet ik gewoon de zee in lopen en verdwijnen.”
“Ik schreef ‘Ruby’, ongetwijfeld het vrolijkste nummer dat ik ooit geschreven heb, daar op een verrassend warme februaridag waarop ik m’n jas uit kon trekken en als een klein kind op zoek ging naar schelpen. Maar op de dag dat ik ‘Forever Chords’ schreef sneeuwde het. En – niet om dramatisch te doen hoor – een moment dacht ik: misschien moet ik gewoon de zee in lopen en verdwijnen. Godzijdank heb ik het niet gedaan, maar ik heb er wel aan gedacht. Toen ik terugkwam, heb ik dat nummer geschreven. In het laatste couplet vraag ik: ‘Are we looking for answers? Or just filling in the holes?’ Die zoektocht naar begrip en zingeving is de reden voor het bestaan van Strand of Oaks. Daarna zing ik over wat dat uiteindelijk geworden is: ‘Major to minor and a slow beating pulse and forever chords, you learned as a kid.’ Dat is wat een nummer voor mij moet zijn. En ik heb het eindelijk geschreven. Ik was misschien al dichtbij met ‘JM’ of ‘On The Hill’, maar dit is wel het nummer waar al mijn eerdere nummers naar toe hebben geleid. Dit moment. I did it. En uiteindelijk zijn het slechts twee akkoorden, negen minuten lang.”
Is dat geen gek gevoel? Je bent blij dat je dat nummer eindelijk geschreven hebt, maar je gaat het misschien wel nooit meer evenaren.
“Ik dacht dat ik getroffen zou worden door een bliksemschicht toen ik het af had. Zo van: ‘Dit wezen heeft zijn missie volbracht.’ Ik heb sinds Eraserland in ieder geval geen nieuwe muziek meer geschreven. Op dit moment maakt dat me niet zoveel uit. En dat het album überhaupt uitkomt eigenlijk ook niet. Het belangrijkste voor mij is dat ik dit mocht maken met mijn helden. Ik denk dat mensen wel zullen horen dat dit album hen veel meer uitnodigt dan mijn eerdere albums. Daarop was ik vooral aan het schreeuwen over mezelf en wie ik was. Dat was toen nodig, maar dit album is het tegenovergestelde: het klinkt als vijf mensen die me helpen.”
Het album heet Eraserland, maar het klinkt niet alsof je alles dat achter je ligt zomaar hebt uitgewist, eerder alsof je een nieuwe relatie met jezelf en je verleden hebt ontwikkeld.
“Mijn vrouw heeft de naam van het album bedacht. Ik wilde het eigenlijk Land of the Dead noemen, maar dat mocht niet van haar. Good point, Sue. Zij kwam toen met het idee van Eraserland, een soort verlaten pretpark aan het strand, met een pier en een reuzenrad, waar we allemaal opnieuw kunnen beginnen. Het album is een soort zelfmoordbrief aan mijn ego: ik maak het uit met mezelf. Niet per se op een positieve of negatieve manier, ik realiseer me gewoon dat we niet zo vast zitten in ons leven als ons lichaam ons soms doet denken. Het gaat niet per se om een verlangen naar vroeger, een soort nostalgie: het draait niet om kind zijn, maar om anders zijn. Het besef dat je het tij kunt keren, dingen heel anders kunt doen dan je eerst altijd deed. Je bent niet verplicht om jezelf te zijn: je kunt iedereen zijn, net zo lang tot je er helemaal niet meer bent.”
Eraserland is uit via Dead Oceans. Strand of Oaks speelt op 25 mei in TivoliVredenburg, Utrecht en tussen 29 augustus en 1 september op Into The Great Wide Open.