Met gevlochten melodieën en complexe composities heeft black midi een sonisch ratjetoe ontwikkeld, een geluid dat altijd losjes gericht is op het opbouwen en afbreken van dingen. Elk album transformeert het geluid van de band met behoud van hun muzikale talent op de voorgrond door middel van uitvoeringen die zowel technisch meesterlijk en ambitieus als ongelooflijk maf zijn. Nu op hun derde plaat, Hellfire, hoeft black midi niets meer te bewijzen en kan de band volledig vertrouwen op het unieke pad dat het heeft ingeslagen.
Geschreven door Sara Nuta
Op een luchtige meimiddag zitten de bandleden van black midi rond een tafel op het dak van NEMO, het statige groene bouwwerk en wetenschapsmuseum in Amsterdam. Aanwezig zijn zanger en gitarist Geordie Greep (23), bassist Cameron Picton (23) en drummer Morgan Simpson (23). Het museum – bekend om zijn speelse, meeslepende en interactieve tentoonstellingen – is een geschikte locatie om met het experimentele trio te kletsen voorafgaand aan hun duivelse en eindeloos spannende derde album, Hellfire.
Het dak van NEMO, ontworpen door architect Renzo Piano, voelt aan als een verhoogd stadsplein en met voldoende wind voelt het alsof je op een terras tussen de wolken zit. Vanaf dit uitkijkpunt lijken de aangemeerde boten die in de verte dobberen net kleine LEGO-schepen en spreidt de stad zich uit als een Sims-creatie. We zijn omringd door imponerende betonnen trappen, schuine fonteinen die water druppelen en kinderen die rondrennen; toch komen de ogenschijnlijk chaotische elementen, net als in een black midi-nummer, harmonieus samen.
Toen black midi in 2018 ten tonele verscheen, trok de band gelijk aandacht. Ze maakten naam met hun losbandige shows in het livecircuit van Zuid-Londen, zoals in de welbekende Windmill in Brixton en werden bestempeld als de “beste band in Londen” voordat ze überhaupt een nummer uit hadden. Het vroege geluid van de band dreunde door de post-punk tweespalt van The Fall, prog-associaties van King Crimson en virtuoze jazz van Miles Davis – maar in plaats van anachronistisch te klinken, bracht black midi deze elementen tot leven met de verve van een stel jonge honden.
Omdat ze destijds nog geen sociale media hadden, was het culturele kapitaal van black midi gebaseerd op mond-tot-mondreclame – totdat videoclips op YouTube van hun liveshows online aandacht begonnen te krijgen. Later zou de video van hun mythische KEXP-optreden miljoenen keren worden aangeklikt. In 2018 bracht black midi hun eerste single ‘bmbmbm’ in première, een uitgebreide verkenning van avant-noise rock, en een jaar later werd hun debuutalbum Schlagenheim uitgebracht op het beroemde Britse label Rough Trade Records.
De buzz was terecht. Na te zijn aangekondigd als een van de meest opwindende nieuwe bands van Groot-Brittannië, maakte black midi deze belofte waar door het drama op te voeren en de maatsoorten op te schudden. Vorig jaar sloeg de band een nieuwe richting in op hun tweede release, Cavalcade. Het was een verschroeiende verzameling liedjes die zich verder waagden in amorfe free-jazz machinaties en geknoopte klassieke composities boordevol verpletterende melodieën en bedwelmende verwijzingen naar Marlene Dietrich en sinistere sekteleiders. Waar Schlagenheim post-punk en math-rock scheurde, voelde Cavalcade als een band die het avontuur leerde te omarmen – met meer ruimte voor jazz. Hellfire valt ergens tussenin, of misschien bevindt het zich wel op een heel andere golflengte.
Op de derde LP van de band lijken de noise rock-experimenten nog niet op z’n retour: de plaat kabbelt minder en ontploft vaker. De luisteraar wordt meegesleurd in een rockopera-universum, zowel grimmig als grandioos. Hellfire beschrijft de levens van “moreel verdachte personages” vanuit de eerste persoon en worstelt met kruisende thema’s als “pijn, verlies en angst”, zoals beschreven in hun persbericht. “Als Cavalcade een drama was, is Hellfire als een epische actiefilm”, aldus Geordie Greep.
In een tijd waarin artiesten hun ongenoegen uiten over hoe hun labels hen onder druk zetten om TikToks te maken, is black midi een verfrissende en essentiële reminder dat een band, mits ze de ruimte krijgen om hun ambitieuze visie te realiseren, altijd in staat zal zijn om in het oog te springen. Over artistieke vrijheid zegt Cameron Picton: “het platenlabel heeft ons nooit verteld wat we met muziek moeten doen”, en drummer Morgan Simpson voegt eraan toe: “het is eigenlijk gek dat dat niet zo normaal is.”
Een mozaïekproces
Cavalcade nam meer dan 18 maanden in beslag om op te nemen, maar Hellfire was in een paar maanden klaar. Greep vindt een metafoor die het verschil tussen de twee beschrijft: “Het is een beetje alsof het tweede album de smid was die zijn smidse gereed maakt, zijn aambeeld gereed maakt, zijn gereedschap klaarmaakt en de techniek ontwikkelt voor de perfecte mal”, zegt hij. “Tegen de tijd van Hellfire hadden we die techniek onder de knie, dus de nummers kwamen er snel uit.” Het is een treffende vergelijking voor een album dat verwarde composities, sardonische humor, operatheater en zang die doet denken aan een radio-omroeper uit de jaren 50 aan elkaar lijmt – en uit deze zijpaden nieuwe richtingen smeedt met een opwindend momentum.
black midi is een band die muzikaliteit en vertrouwen hoog in het vaandel heeft staan. De drie ontmoetten elkaar op de veelgeprezen BRIT School, met alumni als Amy Winehouse, FKA twigs en Adele. Hun alma mater mag het gesprek rond hun artistieke output echter niet vertroebelen. Toch is het duidelijk dat erkenning en bewondering van elkaars unieke vaardigheden essentieel waren om het record samen te brengen. “Het belangrijkste dat we nu niet doen, wat we op het eerste album wel deden, is met z’n allen in een kamer zitten en discussiëren over hoe het nummer moet worden gestructureerd”, zegt Greep, “omdat dat nergens toe leidt; het levert alleen maar discussie op.”
Op de vraag waar ze naar luisterden rond de opnametijd, geven ze me allemaal een ander antwoord.
“Ik luisterde naar Stevie Wonder”, zegt Simpson. “Ik las zijn eerdere dingen helemaal door tot aan Journey Through The Secret Life of Plants en Hotter Than July. Naar mijn mening is dat de beste shit, hoe vaak je ook ernaar luistert, je hoort of ontdekt er altijd iets nieuws.”
Picton: “Ik luisterde naar heel veel Flamenco-muziek, met name Enrique Morente. Toen ook John Renbourne, het album Live In Kyoto 1978. Tijdens de opname van het album denk ik niet dat het veel invloed had op de plaat , maar ik luisterde naar veel Pet Shop Boys.”
Greep: “Veel Wagner, om eerlijk te zijn. Ik ging naar Sigfried, de opera van Wagner, en daarna raakte ik echt in de Wagneriaanse opera, alleen al de grootsheid ervan en het idee om een show te zien en een groots theatraal iets te hebben vond ik steeds interessanter.”
Er doen enkele misvattingen de ronde over de mate waarin improvisatie een rol speelt in het compositieproces van de band. Ik vraag of ze die uit de wereld willen helpen. “De improvisatie is op dit punt een beetje verdwenen”, zegt Greep. “De mythe is dat Schlagenheim net zo lang duurde om te schrijven als om er naar te luisteren. Mensen denken dat het letterlijk is alsof we gewoon gingen zitten en begonnen met spelen, en dat dat het dan was” Picton voegt toe: “Toen we deze versie van de persronde in 2019 deden, in tien interviews, zouden er minstens drie zijn als: ‘Oh, dus je hebt de hele plaat geïmproviseerd, wat indrukwekkend’. Eh, nee?” Simpson mijmert: “Ik denk dat misschien veel van die misvattingen kwamen doordat we vroeger tussen de nummers door nogal wat jamden en probeerden om dat echt deel uit te laten maken van de liveset. Maar dat doen we nu minder omdat het niet meer echt ergens heen gaat. Greep beschrijft hun proces van samen riffs maken als een soort ‘georganiseerd jammen’. Simpson lacht, “Jammen, we zijn een jamband! Grateful Dead deel 2, snap je!”
Ready Player One: een blik op het black midi-universum
black midi zijn geen onbekende in het opbouwen van hun universums, zowel sonisch, visueel als tekstueel. De verhalen voelen elke plaat scherper, voortgekomen uit een traditie van literaire referenties. Hellfire verkent de geanimeerde schurkenstreken van klootzakken en slechteriken, van de flamenco-getinte heldenreis op ‘Eat Men Eat’ tot de daverende bokswedstrijd op ‘Sugar/Tzu’ en de duistere cabaret-theaters van ’27 Questions’. Als een videogame met een open wereld dwaalt het album door landschappen en personages: een geniepig mijnbouwbedrijf in de woestijn, een soldaat die op de verkeerde plaatsen naar liefde zoekt en een ondeugende acteur met allerhande trucjes in petto. Ik vraag me af wat de inspiratie was achter deze moreel failliete karakters. “Het publiek kan deze moorddadige handelingen plaatsvervangend naleven”, zegt Greep. “Alle goede personages hebben trekjes van een antiheld. In een film met een écht goede schurk, duim je uiteindelijk voor de schurk.”
De personages van black midi zijn zowel herkenbaar als anoniem, moreel verdorven en heroïsch, gemeen en empathisch. Gustaf Holtenas, de artiest achter de video’s voor ‘Slow’ en ‘Welcome to Hell’, gebruikte AI om een geanimeerde, gezichtsloze stijl te creëren die de black midi-wereld uitbreidt via de surrealistische esthetiek van zijn muziekvideo’s. Holtenas beschreef het uitbeelden van de hoofdpersoon van de track als “een gerechtigde martelaar van een incel.” Het album-artwork gemaakt door David Rudnick, maakt op dezelfde manier gebruik van AI om een vermenging van griezelige texturen te genereren die bijdragen aan dit gevoel van de duidelijke black midi-geest.
Toch hebben veel personages gedetailleerde persona’s, zoals de acteur Freddie Frost die het publiek schokt in de afsluiter van het album, of de legende van soldaat Tristan Bongo, een soldaat wiens reis wordt onderschept door een boze kapitein in de eerste single, ‘Welcome to Hell’. Het nummer opent met het fluiten van een bom die neervalt en vervolgens een snauw: ‘Listen’, beveelt Greep; zijn stem wordt steeds dreigender terwijl het nummer van funk naar orkestrale opbouw en korte momenten van melodische stilte gaat. ‘To die for your country does not win a war, to kill for your country is what wins a war.’ Greep legt de inspiratie achter het couplet uit: “Ik parafraseerde het eigenlijk uit een toespraak van generaal Patton. Het hele nummer speelt zich af in een afgelegen conflict in een kustplaats, met een nachtleven, veel dappere soldaten, en de persoon die aan het woord is, is een hoge officier die een ondergeschikte uitscheldt over zijn gebrek aan betrokkenheid bij dit soort vrolijkheid. Dus hij geeft deze man de les, wordt steeds bozer en ontslaat hem uiteindelijk. Het enige moment waarop we een ander perspectief zien, is wanneer je naar de herinnering van de soldaat gaat tijdens de toespraak die hij tijdens de training zag. Dus dit is een soort generaal Patton die zegt: zo gaat het in de oorlog. Het is handig cursief weergegeven, zodat je weet dat het een ander tafereel is.”
Op ‘Eat Men Eat’ brengt Picton een portret van liefde en wraak, vergezeld door weelderige instrumentatie in zijn meest dramatische vocale uitvoering tot nu toe. Picton werkt het verhaal uit Cavalcade‘s ‘Diamond Stuff’ uit, maar deze keer creëert hij een surrealistisch neo-westers verslag van geliefden die ontsnappen aan een mijn die gal oogst in ruil voor robijnrode wijn. Hij zingt ook op ‘Still’, een melodieus hoogtepunt en een nodige pauze om het ademloze tempo van het album in zich op te nemen. De bitterzoetheid doet denken aan het charmante goofy Beatles-nummer ‘Rocky Racoon’, waarin Paul McCartney zijn beste indruk van een cowboy maakt in de pastiche van een volkslied. De western klinkende instrumentatie van de pedal steel op ‘Still’ heeft een vergelijkbare betoverende kwaliteit. “Het is alsof je een langdurige relatie hebt gehad en in die periode veel van iemand hebt gehouden, maar het is dood”, legt Picton uit. Het is een klassieke, positieve break-up song met hier en daar een beetje opgraving, maar het is ook leuk.”
Greep en Simpson groeiden op met spelen in kerkbands. Ik vraag me af wat hen aantrok in de beelden van hellelandschappen. “Het Hellfire-ding zelf is niet zozeer een allesoverheersend concept, maar slechts een manier om deze verhalen te groeperen. De nummers zijn apart bedacht, allemaal binnen een vrij korte periode, dus ze voelden bijna allemaal als één nummer. Het was geen kwestie van eerst vanuit de hel beginnen en dan liedjes over de hel maken. Het was meer het idee om een verhaal te maken met deze extreme scenario’s en best grappige maar donkere gebeurtenissen”, zegt Greep. Ik vraag me af of een van hen zichzelf als spiritueel beschouwt, en Simpson legt bedachtzaam uit hoe zijn opvoeding met de kerk te maken had, en over zijn ouders die pastoor waren. “Ik denk dat het kerkleven in mijn hele familie en helemaal terug naar Jamaica altijd een groot deel van mijn leven is geweest. Ik denk dat je op een gegeven moment op een leeftijd komt waarop je moet gaan twijfelen. Veel ruimtes in die wereld laten geen vragen toe, en voor mij verslaat dat de zin van het leven. Als je geen vragen hebt dan dwaal je doelloos rond. Ik zou zeggen dat ik op veel manieren met spiritualiteit kan omgaan.”
“We gaan allemaal elke dag door een hel”, zegt Picton. “Vanmorgen nog, zelfs. Als je scheermes kapot is en je probeert je te scheren, ben ik in de hel. Als je niet genoeg geslapen hebt, of als je wakker wordt op het verkeerde moment van je slaapschema, of laat wakker wordt en je spullen kwijtraakt in een hotelkamer, dan ben ik in de hel. Als je naar een feest gaat, en daar is een raar stel: welkom in de hel.’
Zonder enige verbeeldingskracht
Voor een band met zulke cerebrale vertelmanieren, zoeken ze de grens tussen dingen serieus nemen en mensen laten weten dat het eigenlijk niet “zo diep” is. In YouTube-comments en Reddit-threads vind je talloze interpretaties die het web van personages door de discografie van de band ontrafelen. Ik vraag de band of ze denken dat mensen hun muziek misschien over-intellectualiseren. ‘Waarschijnlijk’, zegt Greep. “De belangrijkste drijfveer om de teksten deze keer veel gemakkelijker te verteren te maken, is dat wanneer je meer abstracte en ondoorzichtige dingen doet, dat het oneindig is hoe domme mensen een verklaring ervoor kunnen bedenken.”
Simpson grapt: “Zoals, waar ben je mee bezig?”
“Soms is een sigaar gewoon een sigaar”, zegt Greep. “Deze keer heb ik het gewoon duidelijk proberen te maken. Ik weet niet of het me is gelukt.”
Naast toegewijde online fanbases komt, bij gebrek aan een beter woord, veel shitposting. Ik vraag me af hoe black midi denkt over fandoms die memecultuur online adopteren met hun muziek.
“Het punt is dat ik niet weet of het de moeite waard is om dat met het woord ‘cultuur’ te beschrijven”, zegt Greep. “Natuurlijk, het is grappig en zo, maar er zijn altijd mensen die grappen maakten aan de bar en in vriendschapsgroepen; het is gewoon nooit opgenomen.” Simpson lacht: “Dan komen memes langs en iedereen zegt: woah, meme-cultuur!” Greep bevestigt: “Precies, en nu is het alsof we mensen die lachen en grappen maken moeten intte Stel je voor dat je zou schrikken als je zou horen wat mensen aan de bar zeiden toen Jimi Hendrix speelde. Er doen waarschijnlijk allerlei grappen de ronde die zojuist verloren zijn gegaan.”
Humor speelt een vrij belangrijke rol op de plaat. “Al mijn favoriete boeken en films hebben een komische onderbouwing”, zegt Greep. “Ik denk niet dat iets dat echt geweldig is, kan bestaan zonder humor.” De knipoog naar opera en showdeuntjes echoot vooral op de oogverblindende b-kant van het album, waar de rode gordijnen opengaan voor een reis van cabaret-achtige liedjes die met een knipoog en een knipoog de duisternis in rollen. De vraatzuchtige afsluiter van het album, ’27 Questions’, beëindigt de Hellfire-saga met het zingen van Greep: ‘We all just laughed at the sad old oaf / And laughed all the way home!’
Het teken van grootheid
Hoewel ze het leuk vinden om zichzelf voor de gek te houden, is een ding dat deze band heel serieus neemt muzikaal vakmanschap. In een interview vorig jaar noemden alle drie de leden Miles Davis’ In A Silent Way als wederzijdse inspiratie. Simpson zei dat het een van de eerste albums was die hem deed beseffen hoe krachtig muzikale volwassenheid kan zijn: ookal kan je het allemaal, je hóeft niet alles altijd en overal te spelen.
Wat kenmerkt een geweldige muzikant voor black midi?
Simpson herhaalt wat hij bedoelde. “Muzikanten die alle techniek, vaardigheid en begrip hebben van hun instrument en de muziek die ze in de wereld spelen, maar weten wanneer ze dat uit het raam moeten gooien.” “Ik zat hier laatst aan te denken, zoals hoezeer we het geluid van muzikanten ten onrechte toeschrijven aan het instrument dat ze bespelen. Zeker als je denkt aan gitaristen als Jimi Hendrix en de strat van Angus Young en de SG of James Jameson en de P Bass of Jaco Pastorious en de J Bass,” ratelt hij enthousiast. “Wat ze zo geweldig maakt, is dat hun instrument maar een klein deel van hun geluid is en niet andersom. Als je Jimi Hendrix op de SG zou horen, of een van de anderen op een ander instrument, zouden ze nog steeds als zichzelf klinken. Met enkele van mijn favoriete muzikanten zoals Cameron, Geordie, Kaidi en Seth, die ook in de band speelt, hoor ik ze vijf seconden spelen en weet ik wie het is. Dat is zo’n teken.”
Picton vat samen: “Het geluid van hun muziek overstijgt hun instrument.”
Greep zegt: “De klassieker: een muzikant die het lied dient. Ringo Starr-achtig. Het lied is belangrijker dan de voorwaardelijke delen. Zoals Morgan zegt, een echt groot musicus wordt niet geremd door hun instrument; een echt geweldige muzikant speelt wat ze in hun hoofd horen en laat het instrument dat geluid spelen.”
Op Hellfire is het duidelijk hoe black midi in staat is om de verwarde universums van hun verbeelding te transformeren door compositie en uitvoering op een manier die volledig uniek is.
Binnen een bloeiende experimentele scene in Londen vraag ik me af hoe de band de manier ziet waarop de scene is geëvolueerd in de korte tijd dat ze erin zaten. Picton legt uit hoe, zoals met de meeste dingen, COVID roet in het eten gooide, maar dat is niet het enige probleem. “De meest interessante muziek klinkt niet post-punky of iets dergelijks. Of het probeert het actief te verkloten. Het grote probleem met de Londense muziekscene is dat toen we er voor het eerst in begonnen te spelen, elke band klonk als The Fall.” Simpson is het ermee eens dat er een broodnodige opschudding aan de gang is: “In de afgelopen jaren zijn de grenzen een beetje vervaagd wat betreft welke artiest waar precies moet spelen. Vooral bij de Windmill […] Ik denk dat de boeker zich realiseerde dat er meer gebieden of werelden waren die hij kon verkennen En dat moet ook: ze hebben daar nieuwe dingen nodig. Het is een pub in Brixton, en je loopt naar binnen en je ziet 23-jarige witte jongens de hele tijd postpunk spelen.”
Wat biedt de toekomst voor black midi?
“Nog een album, zo snel mogelijk.”
“Nieuwe nummers, een nieuw album. Misschien naar Brazilië. We willen echt een Latijns-Amerikaanse tour doen.”
“Vanavond naar huis vliegen en de Elizabeth-line (een metrolijn in Londen, red.) naar huis nemen.”
Ik vraag black midi wat zij denken dat hun liedjes verenigt, met zoveel losse elementen.
Greep: “Drama, spanning, loslaten.”
Simpson: “Dansen”
Picton: “Plezier”
“Blijdschap”, oppert een van de jongens. Ze zijn het er allemaal mee eens.