Marnix Visscher is een bekend gezicht in het bedrijvige vaderlandse bandcircuit. Deze ongekend productieve muzikant heeft een vinger in de pap gehad bij bands als Korfbal, Creepy Karpis en recentelijk nog The Industry, een unieke gelegenheidsformatie van gelijkgestemde figuren uit de Nederlandse indiewereld. Visschers grillige persoonlijkheid komt nog het meest naar voren in Price, het kwartet dat hij vormt met Sjors Schaap, Nigel Slaa en Leon Harms. Het debuut Timesaver is een constant van vorm veranderende plaat, schakelend van bombastisch gitaargeweld tot minimalistische geluidsexperimenten.
Tekst: Jasper Willems
Foto’s: Cheonghyeon Park
Op 2 november 2019 loopt een zweterige Popronde-avond in Rotown af met een sisser. Althans, voor Marnix Visscher en zijn band Price, die deze avond mochten afsluiten. Het lot zit dit keer niet mee: een versterker sneuvelt, een microfoon kapt en een snaar breekt. Het lukt Visscher niet om zijn teleurstelling te verhullen. Om te kunnen redden wat er te redden valt besluit hij wat liedjes solo te vertolken. Dit is niet bepaald Visschers comfort zone: het liefst perst hij drie of vier oorwurmen in een nummer en vliegt hij van de hak op de tak.
Ondanks alle chaos blijft het publiek aandachtig luisteren. Visschers stem raakt tot op het bot en zijn gitaarspel betovert. Het lijkt hem zelf nauwelijks moeite te kosten. Alles wat er mis kon gaan tijdens een show ging daadwerkelijk mis… en tóch heerst er in Rotown een vreemd soort spanningsveld. Visscher heeft met zijn uit de hand gelopen gelegenheidsband Korfbal namelijk een reputatie ontwikkeld als riffkanon die aanstekelijke melodieën aan de lopende band uit zijn mouwen schudt. Het is een reputatie die hij wederom in lost. Daarmee is het optreden ondanks de technische debacles memorabel geworden. Een goed liedje is immers een goed liedje, en dat komt in elke vorm wel tot zijn recht. Visscher bleef na afloop de driftkikker zelve: dat ging gewoon hélemaal kut.
“Het is een beetje een statement-plaat geworden. Ik wilde met de band iets maken dat écht zwaar is.”
Pakweg een jaar later, op het terras van datzelfde Rotown, kan hij er wel weer om lachen. “Als ik opkijk tegen een show wordt het negen van de tien keer een hele goeie show,” relativeert hij. “Terwijl het vaak een slechte show wordt als ik er zelf heel erg naar uitkijk. Misschien is dat een beetje luiheid, ofzo? Ik heb vaak in Rotown gestaan, het zijn mijn mensen. Ik heb hier veel vrienden en het voelt altijd als een warm bad. Natúúrlijk gaat het dan helemaal mis.”
Visscher heeft nog geen goede verklaring waarom het lot altijd een kat en muisspelletje met hem lijkt te spelen. “Ik denk dat goede muziek over het algemeen voortkomt uit ontevredenheid. Daarom kan ik het altijd goed vinden met Jaap (van der Velde, red.). We zijn allebei nóóit tevreden over dingen. Continu laten we tandenknarsend nieuw materiaal aan elkaar te horen. Jaap kwam toentertijd met die nieuwe The Homesick-nummers aanzetten. Zodra wij gingen luisteren begon-ie al te roepen ‘Dit gaan we nog anders doen’, ‘dit vind ik niet zo vet geworden’. Met Price precies hetzelfde: dan heb ik de videomaster binnen om aan Leon (Harms, red.) mee te geven, zodat hij ernaar kan luisteren waar ik niet bij ben. Dan zegt Jaap: ‘Zet ‘m op dan’! En dan ga ik weer los: ‘Dit is facked up’, ‘dit kan écht niet’.” Visscher zucht. “Ik ben denk ik gewoon heel streng… en voor mezelf drie keer zo streng eigenlijk.”

Reiziger van trein en tijd
Marnix Visscher is geboren en getogen in Zwolle, maar afgezien van een baantje als sorteerder bij DHL had hij daar niet zo gek veel te zoeken. In Groningen had je De Gym en VERA, twee broedplaatsen voor de betere gitaarherrie, zijn grote voorliefde. Visscher ging als een bezetene naar concerten en zag als tiener weinig tot geen daglicht. “Ik leerde toen Jesper (Vos, red.) kennen via Jeroen Klootsema (Real Farmer, red.). Jeroen en ik waren hele goede vrienden, we wisselden constant muziek uit. Op een gegeven moment zei hij: ‘Ik ken iemand en je moet hem ook leren kennen want jullie gaan zo goed klikken.’ Hij had blijkbaar hetzelfde tegen Jesper gezegd. In het begin dacht ik: ‘Uh, oké, ik moet deze persoon dus aardig vinden?”
Achteraf gezien had Klootsema gewoon gelijk: Jesper en Marnix klikten vanaf de eerste aftik, en Creepy Karpis ontstond ter plekke. Het was het jaar 2014, de periode waarin garagerock zich in hoogconjunctuur bevond. De drempel voor bands die enigszins verveeld en schetsmatig te werk gaan was opeens wel te overzien. Zo ook voor Creepy Karpis. Zodra Marnix een handjevol akkoorden had uitgezocht begon hij in hoog tempo liedjes te schrijven. Een beetje zoals Michael J. Fox aan het einde van Back To The Future kreeg hij de rol als bandleider min of meer opgedragen, zonder dat hij daar expliciet naar zocht.
De dynamiek in Creepy Karpis klopte grappig genoeg wel. Jesper Vos was de vrije ziel die de spontaniteit tot aan het irritante toe opzoekt, terwijl Sjors Schaap juist wat meer een pragmatische routinier is. Daartussenin bevond Visscher zich: bevlogen en ongekunsteld, doch ietwat ongemakkelijk in die klassieke rol als frontman. Mitchell Quitz, slagman van The Lumes en toenmalig boeker bij het Rotterdamse Cloudhead, was enthousiast en regelde meer optredens voor de band op landelijke podia. Vanaf toen liep alles snel uit de klauwen. Naast Creepy Karpis knutselde Visscher fervent met drumcomputers en lo-fi opnamemethoden voor zijn eigen project Fisscher Price. Met genoeg materiaal op voorraad klopte hij aan bij Purple Noise Record Club, het DIY-labeltje van de kliek rondom The Homesick en Yuko Yuko, om misschien een EP’tje uit te brengen. Lang verhaal kort: The Homesick-bassist Jaap van der Velde belandde in Visschers studentenkamertje in Zwolle, allebei met de gitaar op schoot.
“Korfbal ontstond letterlijk voor de grap”, grijnst Visscher. Een behoorlijk uit de hand gelopen grap, dat dan weer wel. Het kwartet Visscher, Van der Velde, Harms en Vos groeide bijna geheel word-of-mouth uit tot een van de leukste vaderlandse live-fenomenen. Legendarisch was de show in de foyer van De Gym tijdens de Zadelpijn-showcase, op 12 januari 2017. De band begon met een losgebarsten versie van Pink Floyds ‘Interstellar Overdrive’, en binnen de kortste keren liep de ruimte – tot aan de trap toe – over in een zee van bezwete lichamen. Dat Korfbal opeens ‘gebeurde’ was qua timing vreemd voor zowel Van der Velde als Visscher, die beiden op artistiek niveau veel dieper geïnvesteerd waren in respectievelijk The Homesick en Fisscher Price.
Korfbal was in feite een kortstondige liefdesaffaire met “beperkte houdbaarheidsdatum”, zoals Visscher het vattend omschrijft. Dat de band zoveel shows speelde beschouwde hij vooral als een leerproces van onschatbare waarde. “Ik denk dat de algehele meligheid eromheen bijdroeg aan Korfbals succes. Elk optreden was eigenlijk…” Marnix onderbreekt zijn zin met zo’n typische superschurk-kakellach. “We hadden alle vier gauw door dat we heel veel konden maken op het podium zolang we af konden sluiten met ‘Attak’. Dan heeft iedereen zijn gram gehaald en kunnen we allemaal tevreden naar huis. Op een gegeven moment was het Jaap en ik om het even en gingen we het nummer zo dissonant en noisy spelen als het maar kon. Zolang het een beetje door kabbelde op het riffje konden we helemaal van de rails afvliegen.”
Visscher ervoer de buzz en hectiek rondom Korfbal met gezonde nonchalance. Hij betrapt zichzelf vaak op zijn eigen verveling, soms zelfs tijdens de shows. “Ik zag eigenlijk de zon bijna niet meer. Alleen de binnenkant van een auto, de backstage, het podium of de sorteerhal van DHL Zwolle. Mijn wereld werd een aaneenschakeling van allemaal kleine donkere kamertjes. En loodsen. Dat is eigenlijk nog steeds zo: ik ben een reiziger van trein en tijd.”
Tijd om Price op de rails te krijgen was er tijdens de Korfbal-jaren niet echt. De band kon maar geen geschikte vaste tweede gitarist vinden, waardoor Visscher zelf de teugels in handen nam om veel materiaal uit te schrijven. Sommige van deze nummers zouden uiteindelijk een plek vinden op Timesaver. In Korfbal kon hij zijn voorliefde voor verhalen schrijven en arrangeren namelijk niet echt kwijt: bij die band was meer een ‘het-eerste-idee-is-het-beste-idee’ filosofie van toepassing. Visscher knikt: “Korfbal schreef binnen een bepaald stramien. Met Price wilde ik juist proberen zelf een heel nummer te schrijven. Dat de band allemaal werkt voor een doel. En in de composities ruimte laten voor narratief. Ik hoefde bij Korfbal geen refreinen te schrijven, want het rifje was vaak het refrein. Qua schrijfproces is Price totaal anders: ik ging hele uitgesponnen partijen uitschrijven.”
Wat beide bands gemeen hadden is dat vrijblijvende en speelse. Maar ook daarin zat een nuanceverschil, legt Visscher uit. “Bij Price ligt dat vrijblijvende bij het muziek kunnen blijven maken. Bij Korfbal lag het vrijblijvende juist dat we met elkaar muziek konden maken.” De Korfbal-affaire kwam tot zijn natuurlijke eind met het uitstekende Special Agent. Volgens Visscher was het gezelschap tussen de mensen onderling altijd belangrijker dan artistieke ambities. ”Leon, Marrit (Meinema, red.), Jesper en Jaap werden echt familie tijdens die Korfbal-jaren. Het voelde ook gek wanneer we elkaar een week niet zagen. Ik had een hunkering om bij hen te zijn, dat familiegevoel in de tijden dat we niet repeteerden. Toen Korfbal wegviel bleef dat gevoel over. We maken rond de feestdagen altijd een dag vrij zodat we met zijn allen kerst kunnen spenderen om samen te eten en kadootjes uit te wisselen. Dat voelt heel fijn en ik weet niet zeker of dat het geval was geweest als Korfbal was doorgegaan.”
Zwaar
De manier waarop Marnix Visscher op het podium staat – zowel bij Korfbal als bij Price – typeert de manier waarop zijn creatieve geest werkt. De rol van aanjager die het publiek voor zich wint met gekke kamikazesprongen is nooit aan hem besteed. Hij oogt eerder een beetje verveeld, een klein beetje argwanend over dat hele rock ‘n’ roll-gebeuren. Vaak krijg je de impressie dat hij liever ergens anders is. Het vormt een bijzonder contrast met de muziek die van zijn hand komt: dynamisch, altijd net dat versnellinkje hoger dan de oren verwachten, met een enorm talent voor snerpende melodieën. Het komt vaak spectaculair tot uiting, maar niet zo over de top en flashy als bijvoorbeeld King Gizzard & the Lizard Wizard. Visscher heeft soms iets weg van Tim Presley (White Fence), vooral als het aankomt op de onbeholpen, nonchalante manier waarop die liedjes uit hem lijken te vloeien.
“Ik wil dat de nummers zo bloot zijn dat het een dimensie op zichzelf wordt. Of dat het zo aangekleed is dat het zijn eigen leven gaat leiden.”
Net als Presley kun je Visscher een dromer noemen, iemand die graag zijn fantasie achterna holt. “Vroeger op de basisschool zat er een vriend van mij op scouting waar zij altijd Dungeons & Dragons speelden. Maar omdat ik zelf niet op scouting zat mocht ik meekijken, maar niet mee spelen. Dus toen zat ik erbij terwijl dat allemaal gebeurde. De scoutingleider die de Dungeon Master was, was heel erg goed. Ik probeerde elke week mee te gaan om mee te krijgen wat er gebeurde in dat verhaal. Ik vind het fascinerend hoe dingen groeien. Ik heb dat altijd wel gehad in mijn schrijfstijl, dat het een klein verhaaltje is.”
In Price heeft hij eindelijk een vehikel waarin hij die impulsen en neuroses een plekje kan geven. “‘Lycan’ is een mooi voorbeeld: dat nummer is een verhaal over een man die lycantropie (de waan dat je in een dier verandert, red.) aan het onderdrukken is en zichzelf voorhoudt dat hij nog een beschaafde man is. Op een gegeven moment zing ik ook dat hij zich ervan weerhoudt de hand te bijten die hem voedt. Maar hij heeft een soort innerlijke drang om dat tóch te doen. Dat staat gelijk aan mensen in mijn leven die een kwade dronk hebben. Het zijn mensen die zich na zo’n avond stappen verontschuldigen. Ik maak me daar zelf soms ook schuldig aan.”

Die fantasie-elementen van D&D-spelletjes schemeren meerdere malen door op Timesaver. Visscher omarmt die nerdy kant van zichzelf tegenwoordig volop; in Price is hij als het ware de Dungeon Master die de uitkomst van het spel bepaalt. ‘(Text Based Dungeon Crawler)’ is een inside joke tussen Visscher en drummer Nigel Slaa, over een specifiek genre computerspel (zie ter referentie de Bandersnatch-aflevering van Black Mirror) geleid door een omniscient narrator – de verhalenverteller met het alziende oog. ‘New Quest’ is weer een duidelijke referentie naar Visschers fascinatie met D&D-sessies. Door iets in verhaalvorm te gieten kun je de extremen vrij verkennen. “‘New Quest’ is echt een march geworden. Dat is eigenlijk een terugkerend iets bij Price: soms is het zwaar en soms heel licht. Soms heel mooi en soms heel lelijk. Daarom is de hoes ook zwart-wit. In de praktijk in grijs denken is wat makkelijker geworden. Maar vroeger dacht ik heel zwart-wit. Of iets was te gek of helemaal kut. Daar zat nooit een middelmaat in.”
Visscher wilde op Timesaver een wat meer uitgesproken sound etaleren. “Het is een beetje een statement-plaat geworden. Ik wilde met de band iets maken dat écht zwaar is. Ik voelde dat dát juist een beetje miste in de Nederlandse scene. Je hebt dan bijvoorbeeld wel The Sweet Release of Death, dat is ook heel zwaar. Die hebben die melancholische, alles-is-kut, fack het leven soort zwaarte. Maar bijvoorbeeld Scott Walker heeft dat hele theatrale en barokke dat zwaar is op een hele andere manier. Emotioneel zwaar… en dat wilde ik met Price óók doen.”
Het meest pakkende. lichtzinnige nummer op Timesaver is ongetwijfeld ‘Medic’, maar zelfs op die track bedriegt de schijn. “Dat nummer schreef ik in een tijd dat mijn ex-vriendin gediagnosticeerd werd met MS. In die paar maanden tijd moest ze allerlei MRI-scans laten doen: ze had allemaal problemen met haar spieren en we wisten niet wat er precies aan de hand was. Het was een hele onzekere periode. Ik heb dat nummer toen in de wachtruimte van het ziekenhuis op papier gezet. Dat vind ik ook mooi aan muziek: je kunt er zelf zoveel kleur aan geven. Dat kan soms wel eens heel verraderlijk uitpakken.”
Het leeuwendeel van Timesaver is opgenomen in de antikraakwoning/studioruimte in Culemborg waar Jaap van der Velde, Leon Harms en Marrit Meinema doorgaans bivakkeren. De marmeren hal in dat kantoorpand zorgde voor veel van de natuurlijke galm die je hoort. De titelsong – waarin Visscher het bewust klein en eenvoudig houdt – werd in deze ruimte opgenomen.. “Je moet jezelf ineens blootgeven en dan wordt die ruimte ineens heel klein. Dan maakt het helemaal niet meer uit dat iedereen opeens vijf meter verderop staat. Ze staan dan recht voor je. Iedereen hoort je. Je kunt je niet verstoppen. Dat gaat ook een beetje zo tijdens het schrijfproces: ik wil dat de nummers zo bloot zijn dat het een dimensie op zichzelf wordt. Of dat het zo aangekleed is dat het zijn eigen leven gaat leiden.”
‘Mute City’ is een van de indrukwekkendste liedjes op Timesaver, een ingetogen compositie waarbij verschillende partijen tegen elkaar indruisen. Het klinkt super uitgedokterd, maar volgens Visscher ontstond het arrangement juist heel spontaan. “Ik wilde een soort van curveball naar de rest van de band gooien voorafgaand aan de opnames. ‘Mute City’ was in eerste instantie bedoeld als instrumentaal nummer. Maar ik had niemand partijen gegeven en niks laten horen. Ik zette iedereen in de band een beetje on the spot: ‘Dit is mijn partij, verzin er ter plekke maar wat op!’” Visscher wilde ‘Mute City’ per se als eindpunt van de plaat, omdat het nummer Price in zijn huidige vorm belichaamt. Visscher trekt niet meer zelf de kar: de creatieve inbreng van de rest van de band bepaalt nu voor een groot deel de muzikale richting. Hij onthult dat Price tijdens de lockdown alweer een compleet nieuwe plaat heeft gemaakt, die klaar is om opgenomen te worden. De band heeft een nieuwe ruimte in Groningen op het oog om het materiaal uit te kunnen testen. Zodoende dus: “Ik heb liever dat ik me comfortabel voel over het proces dan over het eindproduct.”
Rust en routine
Marnix Visscher kreeg tijdens het maken van Timesaver iets beter door uit welke soort situaties zijn creativiteit precies voortvloeit: “zodra ik de muren een beetje op me af zie komen, als ik de ruimte telkens kleiner zie worden. Ik moet het gevoel hebben dat ik iets moet doen.” Dat indringende gevoel – het snel moeten schakelen – borrelde ook al op in Rotown, maar toen nam het zwart-wit denken nog de overhand. Visscher is zich meer bewust van dat grijze gebied. Wie een beetje relativeert, beseft dat alle wendingen van het lot nodig waren om het complete verhaal te kunnen vertellen.“Ik wil dat Price ook aan de rest van de bandleden vast gaat zitten. Dat kunnen we alles maken wat we willen, to our heart’s content. ”
Bewegend tussen het open daglicht en de donkere ruimtes gedijt Visscher nu prima. “Overdag ben ik een nanny. Ik heb pedagogiek gestudeerd en toen heb ik een tijdje buitenschoolse opvang in Groningen gewerkt. Dat waren perfecte tijden, het tegenovergestelde van de nachtdiensten in Zwolle. We werkten alleen maar in de middagen van een tot zeven. Dat deed ik een paar dagen. Nu werk ik voor een gezin, drie dagen in de week. Ik zorg de hele dag dat de kindjes eten, slapen en nieuwe woordjes leren.”
Visscher is zich door zijn werk veel meer bewust van zijn eigen positie in het bestaan. “Toen ik bij de buitenschoolse opvang werkte zat ik vaak bij Betonbos. Dat is een soort van gekraakte grond die al jaren bestaat… Er wonen allemaal krakers. Daar zaten ook kinderen, die kwamen daar vandaan. Ze woonden gewoon in stacaravans. Je zou denken: ‘Zo, dat is helemaal fucked up.’ Maar die kinderen waren geweldig! Super creatief, speels en positief ingesteld. Niet verwend, niet telkens ‘ik wil’, of zo… Deze kinderen leefden op een level waarbij ik dacht: ik wou dat ik dat op die leeftijd ook zo had meegekregen.”
Eerder in het interview vertelde Visscher dat hij het onlangs het boek Future Days van David Stubbs las, een prachtig naslagwerk over de invloedrijke West-Duitse krautrock beweging. Enthousiast heeft hij het over Can-drummer Jaki Liebezeit, die de ontelbare mogelijkheden van freejazz bewust inruilde voor minimalisme en oneindige repetitie. Ergens is dat een mooie metafoor voor Visschers eigen ontwikkeling, van licht ontspoorde dagdromer tot iemand die inspiratie haalt uit de dagelijkse realiteit en de routines. “‘Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd’, toch? Het is super dankbaar werk. Ik denk dat iedereen dat in zijn leven nodig heeft, dat iemand je ergens voor bedankt. Want dat haal ik totaal niet uit muziek, omdat ik mezelf telkens zo aan het afstraffen ben. Die voldoening haal ik dus wél uit mijn baan.”
Timesaver van Price is uit via Subroutine Records.