Of het nu om zijn punk- en noisebands Big Black en Shellac gaat, zijn werk als audio engineer voor bands als Nirvana, Sunn O))), The Breeders, PJ Harvey en Pixies of zijn visie op major labels, Steve Albini heeft zijn stempel op de underground muziekscene wel gedrukt. Zeker voor een engineer die zegt niets te doen behalve microfoons neerzetten en gear aansluiten (een ‘producer’ met een mening zou uit den boze zijn), heeft hij een waslijst aan legendarische platen op zijn naam staan. Is er dan echt níéts dat Albini doet om een band op zijn best te laten performen?
Tekst: Jasper Boogaard
Foto’s: Cheong Park
Tijdens het het drukke tourschema van zijn band Shellac lukt het Albini een klein gaatje vrij te maken voor een interview. In het ietwat sombere Ibis Business-hotel te Den Haag vertelt hij over zijn ruim veertig jaar lange carrière als audio engineer.
Albini’s start als engineer is een verhaal dat hij met veel van zijn collega’s deelt. “Ik zat altijd in bands als tiener. En als je in bands speelt kom je al snel in een scene terecht met al je vrienden die ook in bands zitten. In die tijd was het lastig om aan een opname te komen.” Uit noodzaak voor de bands waarin hij speelt gaat hij eind jaren ‘70 dus zelf aan de slag. “In elke groep met vrienden was er één persoon die de taak op zich nam om te leren hoe je moet opnemen. In mijn vriendengroep was ik die persoon. Dus ik ging mijn eigen bands opnemen, die van vrienden en de bands van vrienden van vrienden. Het was allemaal heel informeel zonder een commercieel streven, puur om er voor te zorgen dat iedereen een opname van zijn band had.”
“Het was een brutal trial by fire. Of het werkte en alles was prima, of het werkte totaal niet en het was vreselijk.”
Leren hoe je een band registreert ging heel anders dan nu: “Het grootste probleem was de apparatuur. Een taperecorder kostte vele duizenden euro’s, dus de manier waarop ik en mijn vrienden het deden was als volgt: ik huurde een 4-sporen tape recorder en wat microfoons, en ging daarmee aan de slag.” Dat ging niet altijd even makkelijk. “Het was een brutal trial by fire. Of het werkte en alles was prima, of het werkte totaal niet en het was vreselijk.” Langzamerhand breidt hij zijn skill set uit. “Professionele engineers kwam ik vrij weinig tegen, maar als ik ze wel zag, vroeg ik ze de oren van het hoofd.”
Ook verslindt hij boeken over opnametechnieken. Eerst in de openbare bibliotheek, daarna die van de Northwestern University, waar hij tegelijkertijd journalistiek studeert. Met die studie heeft hij uiteindelijk niet veel meer gedaan dan de fanzines, een belangrijk onderdeel van de underground scene, waar hij destijds voor schreef. “Fanzines waren de enige manier om informatie rond te krijgen over de underground. Er waren een aantal sympathieke radioshows, maar de meeste informatie ging mond-tot-mond via mensen die je ontmoette. De fanzines, die een soort uitwas waren van je sociale kring, waren heel belangrijk voor mij om nieuwe muziek te ontdekken en mensen te ontmoeten. Het was een soort gids: als de fanzine over goeie muziek schreef, belde je de schrijver op en vroeg je wat de coole clubs waren om te spelen. Zij konden je dan weer vertellen wie we boeker van die plek was.” Ook platenzaken noemt Albini als belangrijke rol voor de infrastructuur. “In elke stad was de platenzaak een soort cultureel centrum. In Chicago was dat Wax Trax! Records, dat was waar alle punks en muzikanten uithingen. Er hingen altijd flyers over nieuwe bands, of bands die op zoek waren naar een bassist, dat soort dingen. Veel van je informatie haalde je daar vandaan.”

Albini krijgt een reputatie als engineer. Hij is iemand die de band opneemt zoals die zijn materiaal live ook ten gehore brengt, die gebruik maakt van grote ruimtes met veel galm voor een grootse sound en digitale reverb in de nabewerkingen zo veel mogelijk vermijdt. Het resulteert in een rauw geluid, alsof je recht tegenover de band staat. En één ding staat centraal: de engineer heeft geen mening. “Het gebeurt vrijwel nooit dat ik een mening vorm over de muziek die ik opneem, omdat ik denk dat dat soort oordelen afleidend en zelfs intimiderend kunnen zijn voor de artiest. Als de artiest het gevoel heeft dat ik vanuit de controlroom hun performance en professionaliteit aan het beoordelen ben, kan dat onnodige stress opleveren. Daarnaast heeft de artiest de meest intieme relatie met en kennis van zijn muziek.” Albini stelt zichzelf volledig op als faciliteit: zelfs als een band exact dezelfde sound van een bepaalde plaat na wil maken, vindt hij dat prima. “Het is op zich heel logisch dat als iemand fan is van een bepaalde sound, dat ze dat willen implementeren in hun muziek.”
“Het is moeilijk voor te stellen dat er in de toekomst veel grote studio’s zullen zijn, want het is geen winstgevende business. Ieder jaar moeten we evalueren of we het nog vol kunnen houden.”
Het is vanuit die optiek ook logisch dat Albini zichzelf liever geen producer noemt. Zeker in de tijd waarin hij begon werden de producers ingehuurd door het label, en werden door hen ook bepaalde creatieve keuzes gepusht. En aan (major) labels heeft hij zo’n hekel dat hij eerder aangaf dat Sonic Youth zich moest schamen voor het feit dat ze in 1990 een contract tekenden met Geffen Records. Dat principiële lijkt een belangrijk deel van zijn persoonlijkheid, maar financieel zit het hem ook in de weg: zo wil hij geen royalties ontvangen van de albums die hij opneemt (“I would like to be paid like a plumber. I do the job and you pay me for what it’s worth,” schreef Albini destijds in een fax naar Nirvana), terwijl hij met een klein percentage van In Utero’s omzet een behoorlijke inkomensstroom had kunnen hebben. Dat maakt het er niet makkelijker op om een grote studio als zijn Electrical Audio, de studio in Chicago die hij in 1997 oprichtte, draaiende te houden. “De kosten van van een professionele studio met getraind personeel, goede apparatuur en het onderhoud ervan, en het beschikken over een grote locatie zijn erg hoog, en het geld dat van klanten binnen komt is door de jaren heen juist verminderd. Het is moeilijk voor te stellen dat er in de toekomst veel grote studio’s zullen zijn, want het is geen winstgevende business. Ieder jaar moeten we evalueren of we het nog vol kunnen houden.”

Dat hij op het gebied creatieve input zo weinig doet en zegt, maakt de lijst aan legendarische albums waar Albini aan heeft meegewerkt extra bijzonder. Als artiest lijkt het beste moment om met hem de studio in te duiken wanneer je als liveband op je hoogtepunt bent. Is dat genoeg om een fantastische plaat te maken? Dan is Albini your man. Want als het gaat om het technisch vastleggen van die plaat is Albini een meester en het feit dat hij níéts meer doet dan dat is wellicht ook de stille kracht van zijn discografie.
Ook al speelde hij tijdens de opnames van Cloud Nothings’ Attack on Memory voornamelijk Scrabble op Facebook, het blijft hun best klinkende plaat. En ook al duurde de opnames van Jawbreaker’s 24 Hour Revenge Therapy maar een paar dagen en is het enige dat Albini er zelf van kon herinneren een vervelende brom die op een bepaald moment uit de gitaarversterker kwam, het blijft hun best klinkende plaat. Steve Albini weet precíés hoe je een band vastlegt en als de band precíés weet hoe ze hun plaat willen vormgeven, kan dat genoeg zijn om een Surfer Rosa of In Utero te maken.