Met haar geboortegrond in Afghanistan en haar jeugd in Iran groeide Elaha Soroor op in verschillende landen met verschillende culturen, landen waar het vooral voor vrouwen moeilijk (zo niet onmogelijk) is een passie voor muziek in de praktijk te brengen. Uiteindelijk ontvluchtte Soroor Afghanistan omdat zij weigerde haar liefde voor muziek te onderdrukken. De cultuur die het haar lastig maakte muziek te maken is niettemin ook hetgeen dat als basis van haar inspiratie dient. Samen met het bekroonde Britse collectief Kefaya maakte ze een album geïnspireerd op Afghaanse folkmuziek en vrouwen die hun verhaal vertellen: Songs Of Our Mothers.
Tekst: Marianne Schutte
“Toen ik naar Europa verhuisde, leerde ik veel mensen kennen met verschillende achtergronden die weer muziek met zich meebrachten uit verschillende delen van de wereld. Mijn muziek is het geluid van al deze mensen. Ik kan daarom mijn muziek ook niet makkelijk specificeren. Zelf groeide ik op met folk en traditionele Afghaanse en Iraanse muziek; ik heb gewerkt met muzikanten uit Afghanistan maar ook uit andere delen van de wereld – op dit moment natuurlijk Kefaya – en dat is allemaal een inspiratie voor mij. Ik probeer alles wat ik leer samen te voegen zodat ik mijzelf op een mooie manier kan uitdrukken, als een inwoner van nergens.”
De basis voor Songs Of Our Mothers ligt in Soroors eigen ervaring met het ontvluchten van Afghanistan en de strijd van vele andere vrouwelijke kunstenaars. Het is een verzameling verhalen, traditioneel uitgevoerd door Afghaanse vrouwen. De teksten vertellen de verhalen van vrouwen die praten over liefde en onderdrukking, maar ook over kleinere dingen in het leven; verhalen die middels muziek worden doorgegeven aan de kinderen, met name de dochters. Soroor: “Zij hebben nooit de kans gehad het uit te voeren. Vrouwen hebben het altijd moeilijk gehad in de muziekindustrie in Afghanistan.”
“Vlak voor ik het podium op moest kwamen een aantal vrouwen uit de zaal naar mij toe. Ze zeiden tegen me: ‘Ben je gek? Je speelt met je leven!'”
Die muziekindustrie is er in elk geval zeer beperkt. Eind jaren ‘90 komt de Taliban aan de macht en maakt muziek ten strengste verboden, dat laat nu nog sporen na. De bestaande industrie bestaat nu met name uit traditionele Afghaanse en klassieke muziek. Popmuziek is in opkomst maar in zeer beperkte mate, vooral voor vrouwen. Zo werd Soroor zelf, nu meer dan tien jaar geleden, gewaarschuwd toen ze op het punt stond op te treden voor publiek en op tv. “Er stonden meer dan 400 mensen in de zaal, waarvan een heel klein groepje vrouwen. Vlak voor ik het podium op moest kwamen de enige vrouwen uit de zaal naar mij toe. Ze zeiden tegen me: ‘Ben je gek? Je speelt met je leven! Je speelt niet alleen op deze plek, het komt ook op TV. Je kunt hier zoveel problemen mee creëren; iedereen zal je kennen’. Het maakte me niet uit. Ik ben toch het podium op gegaan.”
Wanneer Soroor vlucht naar Londen kent ze daar aanvankelijk bijna niemand. De enige mede-muzikant die ze kent is Milad Yousofi, die traditionele Afghaanse muziek speelt met de rubab. Via hem komt ze te spelen op een klein zomerfestival in Londen waar ze via via weer kennis maakt met Al MacSween en Guiliano Modarelli, oftewel Kefaya. Samen met een aantal andere artiesten die een gelijke interesse in muziek hebben spelen ze Afghaanse folkmuziek en een paar van Soroors originele composities. “Ik heb voor dit album erg veel geluk gehad Kefaya te ontmoeten. Ik praatte voortdurend over de kleine dingen in mijn gedachten en zong ook veel kleine traditionele liederen voor hen; zij stonden ervoor open om te leren. Voor mij is het erg belangrijk om de boodschap over te brengen en om de teksten naar het Engels te vertalen.” De samenwerking kenmerkt de verscheidenheid in afkomst van de bandleden. De Afghaanse folkmuziek wordt bijvoorbeeld gecombineerd met spirituele jazz, klassieke Indiase muziek en elektronica.

“Hier kunnen we tv-talentenjachten een beetje cheesy vinden, maar in die tijd in Afghanistan kon zo’n programma hoop brengen voor mensen.”
Zelf zegt Soroor dat ze voor haar eigen muziek moeilijk een genre kan aanwijzen, maar zeker in dit nieuwe album zijn haar Afghaanse roots duidelijk hoorbaar. De maatschappij waar zij zich tegen afzette en die zich andersom ook tegen haar keerde koestert ze in de muziek. Soroor groeide op in een conservatief gezin en haar familie – afgezien van haar broer en zus – is nooit blij geweest met haar ambitie een muziekcarrière na te jagen. Toch speelt juist die familie een grote rol in het aanwakkeren van liefde voor de klanken van haar eigen stem. Wanneer haar familie eind jaren tachtig de Afghaanse Burgeroorlog ontvlucht en in Iran belandt, vinden haar ouders het van groot belang dat hun kinderen de band met de Afghaanse cultuur, taal en muziek niet verliezen.
“Mijn vader kocht cassettes van een Afghaanse markt in de stad; hij vond er prachtige muziek van folkmuzikanten uit het noorden van Afghanistan. De muziek vond ik toen geweldig, als kind was het erg prettig om te horen.” De cassettes waren ook de enige manier om in contact te blijven met familie in Afghanistan. Ze hadden geen goed postkantoor of telefoonverbinding die ervoor kon zorgen dat ze wekelijks contact konden hebben. “De cassettes stuurden we naar onze familie, dat duurde soms acht maanden en soms wel twee jaar voordat het aan kwam. Voor het opnemen van die cassettes gingen we bij elkaar zitten om te praten; mijn vader vroeg me dan om een gedicht voor te dragen of een lied te zingen. Mijn interesse begon daar eigenlijk, de interesse in het horen van mijn eigen stem, het horen van andere stemmen en hoe dit emoties kan overbrengen.” Als tiener ging Soroor naar een religieuze muziekschool waar ze een vorm van religieuze zang leerde: taghanni, het lezen van de koran op een melodieuze manier. Op deze school kwam ze in een zangklas terecht. “Ik genoot ervan. Het was geweldig om deel te zijn van een groep die mijn vocale technieken zo enorm heeft verbeterd.
In 2008 doet Soroor mee met talentenjacht Afghan Star. Indertijd werd ze met de dood bedreigd en gaf haar deelname zoveel opschudding dat ze zich gedwongen zag Afghanistan te verlaten. En toch opende het ook deuren. “Hier kunnen we een dergelijk programma een beetje cheesy vinden, maar in die tijd in Afghanistan kon zo’n programma hoop brengen voor mensen. Je moet bedenken dat er bijna geen artistieke vrijheid bestond en mensen niet naar concerten gingen of andere soorten entertainment.” Voor Elaha was haar deelname een vorm van verzet tegen de onderdrukte maatschappij waar met name vrouwen zich in bevonden. “Ik wilde kleurrijke kleding aantrekken en gewoon een vrouw zijn die zich niets aantrok van de regels die door de samenleving waren opgelegd. Zelfs als ik het niet goed zou doen, zou ik laten zien dat ik het wilde doen. Het heeft me doen groeien als muzikant en veel paden voor mij vrijgegeven. Zo groeit alles geleidelijk.”
Op dit moment is het voor Soroor nog niet mogelijk om terug te keren naar Afghanistan: het land beleeft nog altijd onvoorspelbare tijden. Optimistisch is ze niet, maar Soroor zou het heerlijk vinden weer te spelen in haar moederland. “De mensen verdienen het, en ik verdien het ook om met hen te zijn en muziek te spelen en mijn ziel aan hen open te leggen. Ik zou het heel graag willen.” Haar wens is dat muziek er ooit een sleutel kan zijn. “Iedereen heeft iets te bieden. Soms leer je van iemand anders over muziek en vertellen ze over hun achtergrond. De verschillen tussen nationaliteiten, talen en muziek vind ik schitterend. Ik denk dat het mooi is dat te delen. Als we elkaar beter leren kennen kunnen we beter samenleven en elkaar leren begrijpen. Als je geen kennis van elkaar hebt, dan kun je geen problemen oplossen.”
Dit artikel is de tweede in een reeks artikelen in samenwerking met het festival Footprints. Kefaya & Elaha Soroor spelen op zaterdag 8 februari op dit festival in TivoliVredenburg, Utrecht. Voor meer informatie, klik hier. Ook spelen Kefaya & Elaha Soroor op zaterdag 22 februari op het Leidse festival Peel Slowly and See.