Misschien is Lewsberg wel de meest Rotterdamse band van Nederland. En misschien is het juist wel de band van een stad die niet meer bestaat, een stad waar men met beton bouwt, literatuur betekenisloos mag lijken en functionaliteit boven schoonheid gaat. Hoe dan ook is het een band van nuances, die op het tweede album In This House verder worden uitgediept.
Tekst: Ruben van Dijk
Foto’s: Cheonghyeon Park
“Het zijn voor mij fijne tijden – met al die ‘social distancing’,” aldus Arie van Vliet, monter. Te midden van de coronacrisis ziet hij de zaken van de positieve kant. Hij maakt voor het eerst in lange tijd weer veelvuldig van zijn balkon gebruik – hij is zelfs een beetje verkleurd – en hoeft niemand meer een hand te geven, laat staan te omhelzen. Michiel Klein knikt instemmend.
Klein en Van Vliet, respectievelijk gitarist en leadzanger van Lewsberg, zitten anderhalve meter uiteen in het kantoortje van Van Vliet aan het Stadhuisplein in Rotterdam, dat uitzicht biedt op een betonnen oerwoud. Beide heren spreken in weloverwogen volzinnen en keurig Nederlands. Regelmatig wendt Van Vliet zich na een antwoord tot Klein: “Hoe denk jij hierover?”
Wie kennismaakt met Lewsberg, live dan wel op plaat, zal misschien wat moeten wennen aan een gevoel van afstandelijkheid. De teksten van Van Vliet volgen nauwgezet de Rotterdamse literaire traditie zoals die in de jaren zestig, met vaandeldragers als Cornelis Vaandrager, Frans Vogel en Robert Loesberg, hoogtij vierde. Ze zijn vaker registrerend dan bezield – meer proza, minder poëzie. Het zijn observaties, geen persoonlijke sentimenten of ontboezemingen; veelal uitgesproken (en maar heel zelden gezongen) met een ambtelijke deadpan delivery. Alsof niemand anders het hoeft te horen.
Tweede album In This House is dan ook eigenlijk voor niemand anders dan de band zelf gemaakt. Toch?
Klein: “We maken deze muziek omdat we zelf deze muziek willen maken, omdat wij het zelf mooi vinden.”
Van Vliet: “Ja, dan maak je het voor jezelf, denk ik.”
Klein: “Maar we kiezen er wel voor om ermee naar buiten te treden.”
Van Vliet: “Maken we het dan ook nog voor iemand anders? Maken we het dan nog steeds voor onszelf, maar laten we andere mensen er ook naar luisteren? Ik weet het niet.”
Klein: “Ik denk dat ik het voor mensen maak die er écht in geïnteresseerd zijn. Ik hoef mensen niet te overtuigen.”
Helder. En dus is er in de wereld van Lewsberg voor compromissen geen noodzaak. Dat geldt ook voor de liveshows, waar Van Vliet veelal kaarsrecht en bewegingsloos overeind staat. Toelichting tussendoor is vaak zakelijk van toon, al ware het een huishoudelijke mededeling. Klein: “We gaan niet met onze gitaren zwiepen. We proberen mensen niet te overtuigen. Dat ervaren mensen dan vaak als afstandelijk, maar ik denk niet dat dat per se zo is. We willen het niet meer opblazen dan wat het is. Het is wat het is, en zo brengen we het.”

Aan opsmuk is geen behoefte. De hoes van In This House – zwart vlak, witte rand, de titel in de linkerbovenhoek – spreekt boekdelen. “Dingen kunnen ook bedekt blijven,” aldus Van Vliet. “Je kunt proberen om met minimale dingen zoveel mogelijk te zeggen.” Klein vult aan: “Hoeveel kun je weghalen en wat blijft er dan over? En in hoeverre kun je daarmee nog iets neerzetten dat tot de verbeelding spreekt en wat ons betreft zelfs méér tot de verbeelding spreekt dan wanneer je alles gaat uitspreken of uittekenen?”
Hoe meer je achterwege laat, hoe meer de luisteraar zelf moet invullen. En dat is precies waarom Van Vliet schrijft zoals hij schrijft. “In literatuur of poëzie vind ik dat ook het interessantst, als ik niet het gevoel krijg dat mij een betekenis wordt opgedrongen, maar dat ik zelf nog een extra lading kan meegeven wanneer ik het lees.” Het moet een dialoog zijn, een uitnodiging tot interactie, waar volgens Van Vliet veel songwriters vooral monologen schrijven. “Als iemand heel erg over z’n eigen emoties zingt, dan vind ik dat meer afstand scheppen dan wat ik doe. Maar mensen ervaren dat niet zo, omdat ze een andere manier gewend zijn en daar misschien meer naar op zoek zijn.”
Klein vult aan: “Je zou over onze muziek, teksten of uitstraling kunnen zeggen: het is te weinig, ik kan hier niks mee. Terwijl wij omgekeerd juist vaak denken: wat zit je ons op te dringen?”
Hoe zeer er ook een nihilistische neiging lijkt te zijn, de muziek van Lewsberg is geen blanco pagina. Klein: “Arie en ik hebben het daar wel eens over gehad. Ik was van mening dat als je het eenmaal naar buiten brengt, mensen het kunnen en mogen interpreteren zoals ze willen. Ik zie het als een kapstok, waar je een betekenis aan kan hangen – en daar is er niet één de ware betekenis van. Toen zei jij: maar uiteindelijk is die er wel.”
Van Vliet: “Ja.”
Klein: “En die is wel belangrijk.”
Van Vliet: “Ja. Net zoals je in een museum naar iets kan kijken en dan het tekstje ernaast leest en het toch iets anders blijkt te zijn. Soms is het achteraf jammer dat je dat tekstje hebt gelezen. Soms is het juist goed dat je dat tekstje hebt gelezen.”

“Toen ik afstudeerde aan de Willem de Kooning Academie, had iemand anders die dat jaar ook afstudeerde een latje tegen de muur gezet met een stroopwafel erop. Volgens mij was de stroopwafel wit geverfd, maar dat weet ik niet meer zeker. Verder was er geen uitleg. Toen dacht ik: als beeld is het wel grappig, maar misschien zou ik het wel interessanter vinden als ik wist waarom het er stond. Tegelijkertijd: als de verklaring van diegene is dat -ie gewoon heel erg van stroopwafels houdt, maar niet van de kleur bruin, dan is het eigenlijk een heel saai verhaal. Dan had ik liever niet geweten waarom het er stond.”
“Ik vind het jammer dat als ik door de straten loop, er uit iedere winkel of café een heel frisse bloemetjeslucht komt. Alsof dat de enige manier is waarop iets aangenaam kan zijn.”
Arie van Vliet
Een klein beetje toelichting voor een klein beetje context kan dan ook geen kwaad. Met de nadruk op ‘een klein beetje’. Dat was ook de gedachte achter het bandstatement bijgaande In This House. Geen biografie, geen sluitend narratief, maar een opsomming van acht punten waar de band u graag op attendeert. “We wilden kijken hoe onnadrukkelijk we een statement konden maken,” aldus Van Vliet.
“Sommige mensen zijn aardiger dan ze zelf denken. Sommige mensen durven niet te laten zien hoe aardig ze zijn.” “Niet iedere goede daad is onderdeel van een plan.” Het zijn tegelspreuken op z’n Lewsbergs, en in hoeverre ze ook daadwerkelijk met de tracks op het album te maken hebben blijft schemerachtig. Al zijn Van Vliet en Klein wel bereid tot enige toelichting, waar ze dat bij de liedteksten liever achterwege laten.
Punt twee bijvoorbeeld, “Meer pixels is minder verbeelding.” Van Vliet: “Heel veel mensen hebben de neiging om meer van alles te willen weten. Voor mijn gevoel worden dingen juist minder interessant als je alles kan zien: of het nu gaat over dingen die in HD opgenomen worden en daardoor heel goed maar totaal oninteressant beelden vastleggen, of om het feit dat er overal bewakingscamera’s hangen die alles registreren, waardoor niets meer ongezien blijft.”
Of punt vier, “In Rotterdam bouwt men niet meer met beton.” “Ik vind het wel eens jammer dat men bij alles dat in Rotterdam gebeurt tegenwoordig bedenkt hoe dat zo mooi mogelijk gemaakt kan worden. Ik vind het jammer dat als ik door de straten loop, er uit iedere winkel of café een heel frisse bloemetjeslucht komt. Alsof dat de enige manier is waarop iets aangenaam kan zijn, als het lekker ruikt. Ik vond het vroeger juist heel aangenaam als je langs een café liep, dat er dan een hele gore bier- of rooklucht naar buiten kwam. Tegenwoordig mogen dingen niet meer stinken.”
Klein: “Het functionele en het lelijke van de stad, dat hoorde echt bij Rotterdam. En dat is aan het veranderen.”
Van Vliet: “En dat merk je ook aan de mensen. Vroeger was er in Rotterdam ook veel meer ruimte voor mensen die niet in het mooie plaatje pasten, de paradijsvogels, de extremen. Je zag altijd best veel mafkezen in Rotterdam lopen en die hoorden er gewoon bij. Het is niet dat iedereen met een boog om hen heen liep en dacht: wat een mafkees. Het was gewoon een mafkees die onderdeel was van Rotterdam. Tegenwoordig mag die mafkees niet meer bestaan. Ze zijn een soort paria geworden. Punt vier gaat over gebouwen, maar uiteindelijk gaat wat met er gebouwen gebeurt ook over de mensen die erin wonen.”

“We zetten de deur juist open. We hebben iets gemaakt, kom maar luisteren.”
Michiel Klein
Klein en Van Vliet zijn teleurgesteld over de verandering die de stad ondergaat, ongerust ook misschien, maar niet cynisch – dat willen ze graag benadrukken. Voor Rotterdam kan het tij in de toekomst nog keren, daar zijn ze van overtuigd. “De bewustwording is er. Wij hebben het er allemaal over – ook met andere mensen – hoe dingen veranderen in Rotterdam en dat dat niet de goede richting is. Hoe sneller we daar iets aan kunnen veranderen, hoe beter. Maar het is nog niet te laat.”
“Er komt een dag, waarop de muizen de uil pakken,” zo luidt punt drie, een voorzichtige indicatie dat er ook binnen Lewsberg ruimte is voor hoop. Van Vliet: “Dat is wel een hoopvol ding. Dat gaat er over dat heel vaak dezelfde mensen de dupe zijn van dingen, dat ik uitkijk naar het moment dat dat misschien niet meer zo is. Of dat door toeval komt of door heel hard werken; ik geloof in ieder geval dat er een moment komt, waarop de gevestigde orde een keer het onderspit zal delven.”
“Het is een verhaal van één zin. Maar het trieste is ook dat die muizen dat altijd wel zullen denken, maar dat ze de uil nooit écht gaan pakken.”
Klein: “In principe kan het niet.”
Van Vliet: “Dus het klinkt heel hoopvol, maar het is tegelijkertijd ook onmogelijk. En omdat dit verhaal geen einde heeft, mag iedereen zelf bedenken of diegene er het trieste of het hoopvolle einde aan geeft. In zoverre denk ik dat het wel aansluit bij wat er op de plaat en binnen de band gebeurt.”
Lewsberg hangt van nuances aan elkaar. Cynisch zijn ze niet – niet écht – maar een gevoel van hoop is tevens “totaal onbruikbaar”, aldus Van Vliet. Veel blijft bedekt, nog meer wordt weggelaten, maar dat betekent niet dat het alles, of niets, kan betekenen. Van Vliet bewaart afstand in zijn teksten; de band haalt comfort uit relatieve anonimiteit, maar tegelijkertijd luidt punt acht: “In dit huis maken we fouten. In dit huis geven we niet op. De deur staat altijd open.”
Klein: “Wij zoeken niet nadrukkelijk de afstand. We zetten de deur juist open. We hebben iets gemaakt, kom maar luisteren.” Lewsberg hoeft niet met de gitaren te zwaaien, over persoonlijke gevoelens te praten of te zingen, een verhaal aan de luisteraar op te dringen. Dan liever een dialoog. “Als je op een natuurlijke manier nader tot elkaar kan komen, zonder dat iemand daarvoor het pushen is, vind ik dat veel boeiender.”
Toenadering op afstand. Met armen open, maar zonder de handen te schudden.
Het album In This House verschijnt op vrijdag 27 maart in eigen beheer.