Op compilatiealbum To Cy & Lee: Instrumentals Vol. 1 hoor je de slijtage in Alabaster dePlume’s saxofoon. De schade die zijn favoriete instrument opliep tijdens een tournee maakt het voor de Britse kunstenaar, jazzmuzikant, dichter en activist onmogelijk om bepaalde noten te kunnen spelen. Deze gebroken tonen kenmerken een van de meest indrukwekkende, emotioneel naakte releases van 2020. Tonen die – ondanks hun gehavende toestand – woorden overbodig maken. Dat terwijl dePlume’s vorige album Corner Of The Sphere juist sterk leunde op de kracht van het gesproken woord.
Tekst: Jasper Willems
Foto’s: Chris Almeida
Alabaster dePlume doet niet aan oppervlakkige formaliteiten. Hij zoekt vanaf het moment dat we via Skype contact hebben het achterste van de tong. Zijn lijfspreuk ”Have you been looking after yourself?” verlaat zijn mond al vroeg. Met weloverwogen intensiteit ontregelt hij direct de starre rolverdeling tussen interviewer en geïnterviewde. Ontregelen om slechts te kunnen ontregelen is echter niet aan hem besteed. dePlume wil zoveel mogelijk stimuleren en inspiratie opdoen met zijn gesprekspartners. Dat vergt geëngageerd tweerichtingsverkeer.
“Mensen dringen ons het idee op dat wij de boel slechts versieren met ons werk. Dat is een gevaarlijke gedachte. Wij ‘versieren’ de wereld helemaal niet. Wij hebben een verantwoordelijkheid.”
Voor iemand gewend aan de rol van vraagsteller voelt deze wisselwerking ietwat onwennig. Of je nu met hem muziek maakt of woorden wisselt, verstoppen is bij Alabaster dePlume geen optie. “What do people need?”, vraagt hij op een gegeven moment uit het niets, sprekend vanuit het huis van zijn moeder in Manchester. Ik voel mijn hoofd druk schakelen. Uit een soort halve paniek slaak ik het woord “liefde”. Om een of andere reden vertel ik hem over een interview dat ik ooit had met Jenny Hval, die toentertijd zei dat liefde en romantiek gegijzeld zijn door het kapitalisme en Hollywood. Dat beperkte beeld maakt mensen wellicht blind voor een ‘hogere’ vorm van liefde. Ik haal mijn schouders op uit schaamte dat ik stelling durf te nemen binnen ons gesprek. Dat is normaal gesproken niet mijn rol.
DePlume stelt me gerust: “Nee, nee, dat was prachtig. Ik stel dit soort vragen zodat ik er zelf over kan nadenken. Dat is mijn werk. Een vraag bedenkt zichzelf niet, snap je wat ik bedoel? Ik hou ervan om vragen te stellen. Aan artiesten, of aan mensen die op een bepaalde manier met kunst bezig zijn. Soms vergeten we dat we dingen doen vóór mensen. We vergeten dat we allemaal verantwoordelijk zijn voor wat er momenteel in de wereld gebeurt. Mensen dringen ons het idee op dat wij de boel slechts versieren met ons werk, om slechts onze tijd uit te zitten. In het begin vond ik het tragisch dat mensen ons werk op die manier beschouwen. Nu vind ik het niet tragisch meer. Nu zie ik het als een aanval. Als agressie. Het is een gevaarlijke gedachte. Wij ‘versieren’ de wereld helemaal niet. Wij hebben een bepaalde verantwoordelijkheid. Vandaar de vraag: ‘What do people need?’. Ik vond het mooi dat je mijn vraag beantwoordde met ‘liefde’. Persoonlijk denk ik aan het woord ‘moed’. Het hoofdingrediënt van moed is angst. Je kunt moed niet oproepen zonder angst. De volgende keer dat jij angst voelt, kun je tegen jezelf zeggen: ‘Nu heb ik alles wat ik nodig heb om moedig te zijn’.”

DePlume vertelt dat hij een paar jaar geleden door een vriendin werd aangemoedigd om samen met haar naar een Russische sauna te gaan. Hij reageerde aanvankelijk fel. “Ik was nog nóóit naar een sauna geweest. Ik zat toen mentaal niet lekker in mijn vel. Ik was bang dat ik mezelf wat zou aandoen. Natúúrlijk wil ik dan niet naar de sauna! Toen dacht ik bij mezelf: waarom ben ik zo bang om mee te gaan naar een sauna?, en besloot ik om toch mee te gaan. Ik voelde me gered. En ik merkte dat ik terugkeerde naar mijn eigen lichaam. Ik was destijds zo geteisterd door mijn eigen gedachten, mijn angst en mijn spiritualiteit. Ik besefte dat die dingen aan het lijden waren onder het feit dat ik niet aanwezig was in mijn eigen lichaam. Ik gedroeg mij alsof ik geen lichaam had.”
Had de angst die dePlume voelde te maken met de onwennige situatie die zich presenteerde of iets dat dieper verscholen zat? “Ik kan geen simpel antwoord geven op die vraag. Ik wilde niet dat mensen mijn lichaam zagen: dat heeft te maken met dingen die lang geleden zijn gebeurd, keuzes die ik maakte en eigenlijk nog steeds maak. Ik vluchtte voor mezelf. Ik denk dat veel beslissingen worden gemaakt vanuit dit gedachtegoed. Het beïnvloedt ons gedrag eigenlijk dagelijks.”
Welke rol speelt de artiestennaam Alabaster dePlume hierin? “Een artiestennaam is gewoon leuk om te hebben. Het stelt je ertoe in staat bepaalde gevoelens vol te verkennen en uit te vergroten. Als er iets op het podium gebeurt waar ik ongelukkig van word, kan ik in ieder geval zeggen: ‘Dat was niet Angus Fairbank, dat was Alabaster dePlume. I can blame that bastard.”
Plezier als activisme
Alabaster DePlume. Die naam heeft op zichzelf staande al een soort muzikale kadans. Je stelt je een soort hofnar uit Wales voor zoals Robert Graves die had kunnen omschrijven in zijn boek The White Goddess. Een marskramer van het folklorische woord. Zijn flamboyante verschijning maakt het ergens ook wel waar. Toch blijkt de werkelijke origine van de naam is iets minder fantasierijk. “Ik liep op mijn zeventiende langs Brook Street in Manchester, in het midden van de nacht. Een auto reed op heel indrukwekkende snelheid langs mij. Twee gasten leunden uit het raam en deelden vlug hun mening over mij, en in het bijzonder, mijn kleding. Ze hadden alleen weinig tijd om alles met mij te delen, want ze reden zo vliegensvlug voorbij. Het enige wat ik hoorde was lawaai. Dat lawaai klonk als ‘Alabaster dePlume’. Ik kon daar persoonlijk weinig tegenin brengen.”
Alabaster dePlume put sterk uit dit soort willekeurige incidenten. Of het nu om woorden gaat of muziek, bijna alles wat hij uitbrengt komt voort uit interacties die niet doordacht of logisch van aard zijn, maar juist meer gevoelsmatig. Datgene uitdrukken wat je op dát moment voelt, of het nu een oerschreeuw van geluk is of een improvisatie, heeft bestaansrecht in zijn werk. Toen hij nog in Manchester woonde, werkte dePlume voor het goede doel Ordinary Lifestyles, een non-profitorganisatie die mensen met een geestelijke of sociale beperking ondersteunt. Hier ontmoet hij Cy Lewis en Lee ‘Shredder’ Bowman, twee vrienden met wie hij daarna veel optrekt. Samen doen ze vocale oefeningen, improvisaties en activiteiten met slechts één doel: gewoon omdat het goed voelt om zonder filter jezelf te kunnen uiten. “We bevonden ons in een kring van soms dertig mensen. In het midden zit de persoon met de hoed. Houd de hoed omhoog en de groep werd luidruchtig; houd hem omlaag en mensen fluisteren. Wijs iemand aan en de rest stopt. Je kunt zoveel doen met mensen die zich vrij uitdrukken. Het is een energie en mentaliteit die ik duidelijk naar voren wil brengen in mijn muziek.”

Wanneer mensen plezier of geluk uitdrukken zijn ze vaak te onbeteugeld om er bij stil te staan: vaak zijn die momenten te banaal of chaotisch om er een touw aan vast te knopen. Dat zijn dus precies de situaties waarin dePlume de dictafoon van zijn telefoon aanzet. “Ik weet nog dat ‘Song Of The Foundling’ ontstond in de auto. Ik reed en we begonnen toen vrijuit te zingen zonder na te denken wat we precies wilden zingen. Het was puur plezier. Later luister je die momenten terug en denk je: ‘Goh, ik kan hier wat akkoorden bij schrijven, of een tegenmelodie bedenken. Je samplet als het ware jouw eigen lol.”
De opnames die dePlume op zijn telefoon bewaarde vormen de inspiratie voor de sessies die hij in Londen organiseerde. Hij bedacht situaties waarin de muziek zo puur en onbevangen mogelijk tot zijn recht kon komen. Zo koppelde hij muzikanten aan elkaar met uiteenlopende achtergronden en spelniveaus; soms met publiek, soms in afzondering. Een deel van het materiaal wat op dePlume’s debuut Peach verscheen is opgenomen in een gigantische eetkamer; deelnemers mochten allerlei grappige instructies in de weelde gooien. Als iemand vond dat de muziek moest klinken alsof je een dikke kater had, werd dat vol verve omarmt door de rest van de spelers.
“Door elke keer met een nieuw gezelschap te spelen daag je jezelf steeds opnieuw uit. Ik ben er een klein beetje verslaafd aan.”
DePlume is weliswaar de aangewezen bandleider, zijn spel is niet bepaald leidend. Eerder het tegenovergestelde: zijn saxofoon klinkt kwetsbaar, als een stem die overslaat van emotie. De spelers improviseren zonder dat de een de ander overheerst, alsof ze samen een sputterend kampvuurtje levend proberen te houden. De artiestenbiografie van dePlume beschrijft deze manier van muziek maken een vorm van activisme; het collectief boven het individu. Maar eigenlijk heeft dit werk geen concrete agenda: het is warm, onbevangen en onbevooroordeeld, en daardoor soms ook beetje ongemakkelijk. Titels als ‘If You’re Sure You Want To’, ‘What’s Missing’ en ‘Whiskey Story Time’ voelen als flarden uit een heel intiem persoonlijk gesprek die je toevallig oppikt. Je durft je er alleen niet in te mengen, omdat je anders de hele vibe verstoort. Dat verklaart ook waarom dePlume de plaat persoonlijk opdraagt aan Cy en Lee.
“Het is een uiting van moed en koppigheid, kinderlijkheid en lol. En in zekere zin ook van politiek. Dat gevoel is precies wat ik wil overbrengen,” meent hij. “Het is voor mij inspirerend wanneer mensen elkaar voor het eerst ontmoeten binnen de muziek. Een beetje zoals Sun Ra Arkestra dat ook deed: bekendere spelers met een grote staat van dienst koppelen aan minder doorgewinterde muzikanten die binnen een klein circuit actief zijn. Beiden kunnen iets van elkaar opsteken. Ik heb een hele speelse missie.”
Ontwerp de vibe
Vijf jaar geleden sloot dePlume zich aan bij het Total Refreshment Centre, een culturele broedplaats en studioruimte in Dalston, Londen waar artiesten als Shabaka Hutchings, Moses Boyd en Snapped Ankles vaak komen. “Ik was daar nog relatief nieuw,” herinnert hij zich. “Toen ik mijn releaseshow voor Peach organiseerde was ik nauwelijks bekend met de ruimte en de mensen die bij Total Refreshment Centre actief waren. Ik wist niet eens zeker of de show goed zou uitpakken, maar ik stopte er veel liefde en energie in. Gelukkig ging het heel goed, en de gemeenschap van Total Refreshment Centre sloot mij binnen zijn kringen. Ze vroegen mij of ik iedere maand een dergelijke show zou kunnen doen. In het begin vond ik dat stom: waarom zou ik elke maand dezelfde soort show willen geven? Ik ben geen concertpromotor, ik ben een muzikant.”
Door iedere maand een nieuwe bezetting uit te nodigen in het Total Refreshment Centre raakt dePlume twee vliegen in een klap. “Door elke keer een nieuw gezelschap te boeken daag je jezelf steeds opnieuw uit. Daarbij zorg je ervoor dat je in rap tempo nieuwe mensen leert kennen. Het transformeerde mijn hele situatie.” Het constant spelen met verschillende bezetting is iets wat dePlume sindsdien doet. “Ik ben er een klein beetje verslaafd aan.” Hij heeft intussen een heel bijzonder en specifiek systeem ontwikkeld voor liveshows. Driftig zoekt hij naar een multomap waarin hij de diverse speelroosters bewaart. Deze roosters zien er een beetje uit als dat van een voetbalcoach die zijn opstelling vaststelt.

“De bovenste twee zijn shows in Sheffield en Manchester, vlak achter elkaar. Je ziet de namen van alle beschikbare muzikanten en hoe ze precies relateren tot elkaar. Sommigen zijn door gekruist – dat betekent dat ze die dag niet kunnen. Muzikanten die wel kunnen zijn omcirkeld en dus geboekt. Je ziet bepaalde namen verbonden door lijnen. Weet je, ik denk na over heel veel verschillende factoren als ik deze schema’s teken.” Plots onderbreekt dePlume zijn uitleg met weer zo’n prangende vraag. “Wat voor factoren denk jij dat ik bedoel?”
Aan de ene kant denk ik aan pragmatische dingen als nabijheid, speelstijl en diversiteit. Maar sommige aspecten kun je onmogelijk kwantificeren: de chemie tussen bepaalde muzikanten, bijvoorbeeld, de intuïtie en energie die een bepaalde groep individuen in een ruimte kan oproepen. Dat blijft iets mysterieus. DePlume knikt voorzichtig. “De factor die ik hier graag aan de man wil brengen – mijn favoriet – is het feit dat deze muzikanten elkaar nog nooit ontmoet hebben. Ik heb ze nog nooit samen zien spelen. Dat vind ik altijd mooi om mee te maken. Er ontstaat altijd een zekere vonk wanneer je iemand niet kent en je plots aanleiding hebt om die persoon te leren. Je voelt elkaar ter plekke aan. Dat schept een specifieke vibe. Het betekent ook dat mensen die deelnemen ooit op eigen houtje mooie dingen maken in de toekomst. Ik zie het als mijn taak om mensen bij elkaar te brengen.”
Niet leven in angst
To Cy & Lee: Instrumentals Vol. 1 was aanvankelijk bedoeld als tussendoortje terwijl hij ijverig werkt aan de opvolger van zijn tweede album The Corner of the Sphere. Dat liep net even anders. Justin Vernon van Bon Iver raakte zo geëmotioneerd van openingsnummer ‘Visit Croatia’, dat hij het samplede voor zijn track ‘PDLIF (Please Don’t Live In Fear)’ – een titel die dePlumes loopbaan tot dusver sterk na-echoot.
Waarom komt deze muziek, het leeuwendeel vijf jaar terug opgenomen voor Peach, nu opeens wél keihard binnen bij een groter publiek? Heeft het deels te maken met de huidige trend? Artiesten als Angel Bat Dawid, Shabaka Hutchings, Jaimie Branch en Irreversible Entanglements maken net als dePlume moderne jazzmuziek met een bepaalde urgentie en individualisme. Misschien was men een half decennium geleden nog niet klaar voor een plaat als Peach? Of misschien is het iets wezenlijks: de wereld is nu zodanig ontregeld en versplinterd, dat je vrij makkelijk verdrinkt in angst en pessimisme. Misschien vormt de strekking achter To Cy & Lee een soort van baken van troost: een diverse groep muzikanten die elkaar – ondanks alle stoorzenders en gebrekkigheden – weten te vinden.
DePlume weet het eigenlijk niet, waarom zijn muziek opeens aanslaat. Hij vertelt dat hij nu voor het eerst echt te maken heeft met de muziekindustrie. Nu het touren ophoudt kan hij zich plots richten op publishing deals, advocaten, agenten en subsidies. Hij ervaart die nieuwe interesse als bitterzoet. “Ik was doodsbang om To Cy & Lee uit te brengen. En dit wil ik graag met de lezer van dit stuk communiceren: ik dacht dat het niet oké was om veel van het materiaal uit het stof te halen. Who is this wanker putting out his music a second time? Toen ik deze muziek maakte werd ik door niemand aangemoedigd. Niemand vroeg mij om dit te doen. In de periode dat ik hiermee begon luisterde bijna niemand naar mij. Ik vind dit super belangrijk om te benadrukken: de muziek wij met zijn allen hebben gemaakt is de reden waarom dit artikel bestaat. Sommige mensen die dit verhaal lezen zijn makers. En misschien denken ze exact wat ik ook dacht: ‘Ik heb geen flauw idee of de wereld hierop zit te wachten.’ Sommige wachten op toestemming van een ander. Geloof mij, niemand zal jou toestemming geven. De mensen die mij wél toestemming gaven waren niet eens zo blij dat ik Peach had gemaakt. Acht jaar later breng ik een compilatie uit met dezelfde shit. Nu vindt men het ineens gewéldig! Maar je moet beseffen dat deze muziek voor langere tijd op de plank lag. Ik hoop dat mensen daar inspiratie uit halen. Ik heb zoveel geld en moeite geïnvesteerd in een activiteit die soms voelde als een pak suiker gieten in een heel groot meer.”
Heeft hij ooit gedacht aan opgeven?
“Ben je gek? Goed, soms denk ik weleens: wat is er in hemelsnaam mis met mij? De behoefte om dit te doen blijft. Zolang ik mijn angst blijf opzoeken hoef ik me niet meer te verstoppen. Daarom zeg ik: make your awesome shit. Je hebt nergens toestemming voor nodig.”
Natuurlijk geeft Alabaster dePlume mij nog een laatste zinspreuk mee. “Thank you for living in this traumatic time.”
To Cy & Lee: Instrumentals Vol. 1 is nu uit via International Anthem. Koop de plaat via Alabaster dePlume’s Bandcamp-pagina.