Big Thief is altijd een unieke liveband geweest, maar met een optreden bij Stephen Colbert in oktober 2019 bewees het viertal eens te meer hoe magisch die som der delen is. Ieder bandlid springt op zijn eigen manier in het oog, lijkt soms geheel in zijn eigen droomwereld te leven en toch is het samenspel onvoorstelbaar intiem. Na soloplaten van Adrianne Lenker en James Krivchenia vorig jaar, is nu weer de beurt aan gitarist Buck Meek om te laten zijn hoe zijn droomwereld búíten de context van Big Thief klinkt. Het resultaat is Two Saviors, een countryplaat die overweldigend is in al zijn vrede.
Tekst: Ruben van Dijk
Illustratie: Wolter Dreissen
Halverwege het gesprek, als Buck Meek een nog maar eens een stilte laat vallen, klinkt in de verte vaag het gerinkel van een windorgel. Terwijl ik wacht tot Meek in zijn hoofd in alle rust een antwoord op de vraag heeft geformuleerd, vang ik kort een glimps op van de “voortuin” waarvandaan hij belt. Standplaats van Meek is sinds een jaar of twee een hutje bovenop een berg in Topanga State Park, Californië – op vijf minuten van de Stille Oceaan en een halfuurtje van hartje L.A.. Topanga is het “grootste natuurgebied binnen de stadsgrenzen van welke stad ter wereld dan ook,” weet Meek me te vertellen. Vol liefde beschrijft hij zijn habitat: “Het is geweldig om hier onder de sterrenhemel te kunnen slapen, gewekt te worden door windorgels en frisse lucht, om zoveel tijd in de oceaan door te kunnen brengen en vervolgens in een mum van tijd in de stad te zijn, shows te kunnen bezoeken en een hechte muzikale gemeenschap te kunnen onderhouden.”
“Als je jezelf te veel laat meeslepen in de zelfreflectie die bij een opnameproces hoort, dan dreig je in die spiegel volledig het perspectief kwijt te raken.”
Meek vertelt over de “wilde kruiden, de ratelslangen, de bobcats en de haviken” om hem heen – of de keer dat de algen in de oceaan plots licht gaven. “De golven werden dankzij bepaalde algen met een soort neonblauw opgelicht. Ik bracht er die week bijna elke avond door, surfend onder de volle maan. Ik zag de vinnen opdoemen van dolfijnen wiens silhouetten onderwater neonblauw waren gekleurd. Het was waanzinnig.”
Voor zijn verhuizing woont Meek ruim acht jaar middenin New York City. Het andere uiterste. “New York is een omgeving van reacties; er is gewoonweg zoveel om op te reageren, zoveel prikkels, menselijke prikkels. Zoveel kleuren, zoveel cultuur die voortdurend door je heen beweegt. Zoveel beweging, zoveel geluid. Terwijl een plek als deze veel meer een heldere weerspiegeling is van wie je bent. En de prikkels zijn van een natuurlijke oorsprong. Dat is voor mij heel belangrijk geweest.”
Een “paradigmaverschuiving”, zoals hij het zelf noemt, drijft Meek – letterlijk – naar buiten. “Ik heb een ontwikkeling doorgemaakt in mijn leven en dus wilde ik mezelf in een geheel nieuwe context plaatsen.” In die context ontstaat in het najaar van 2018 langzaamaan Two Saviors, de tweede soloplaat van Meek. Hij heeft dan net met Big Thief in korte tijd twee albums opgenomen – U.F.O.F. en Two Hands –, uitgebreid door Europa en de VS getourd en eindelijk tijd alleen. Die eerste periode in Topanga blijkt een “kwetsbare maar belangrijke” periode, een van isolement en zelfbezinning; een ruw contrast met het hectische tourleven dat Meek dan al jaren leeft. Hij neemt zijn moment. “Ik kan een erg langzame schrijver zijn en – zoals je kan horen – is het soms behoorlijk cryptisch. Het was een soort puzzel die ik tijdens het schrijven zelf aan het oplossen was.”
Met wie Meek, zodra de nummers eenmaal geschreven zijn, de plaat zal maken, staat al gauw vast. Andrew Sarlo produceerde tot nu toe alles van Big Thief, evenals Meeks eerdere soloplaat, Buck Meek (2018) en de EP’s die hij nog voor Big Thief opnam met Adrianne Lenker; niemand die beter geschikt zou zijn om de complexe, persoonlijke puzzels van Meek in balans te brengen. “Het was zijn idee om de nummers zo snel en zo instinctief mogelijk op te nemen, met zo min mogelijk afleiding. Gewoon de boel opbouwen in een huis in New Orleans – een plek waar het heel heet is, die ons zelfbewustzijn simpelweg zou doen wegsmelten.”
Het opnameproces blijkt, na vier Big Thief-platen, een logische volgende stap te zijn in de samenwerking. “Met Sarlo zijn we geleidelijk tot een levendiger, kwetsbaarder en geváárlijker opnameproces gekomen. Met Masterpiece (2016, red.) begonnen we in een veel meer gecontroleerde omgeving. We waren allemaal nog veel jonger en alles nog aan het uitvogelen. Het was met alle overdubs een veel meer traditionele aanpak. Met Capacity (2017, red.) zijn we al iets dichter bij een livebasis gekomen, maar met U.F.O.F. en Two Hands (beide 2019, red.) werd het echt ons credo om zoveel als we maar konden live op te nemen. We ontdekten hoe krachtig het is om het samen muziek maken in één ruimte – een proces dat lééft en ademt – vast te leggen met foutjes en kwetsbaarheden en al. Er zijn platen geweest waar we de hele dag probeerden één nummer te perfectioneren, soms wel twintig tot dertig versies opnamen, om uiteindelijk toch terug te komen op die eerste of tweede take en te beseffen dat die iets magisch had dat vrijwel meteen verloren is gegaan zodra we het gingen herhalen. Vanuit dat besef hebben Sarlo en ik – in vrij extreme mate – deze sessies gestructureerd om echt de energie van een eerste take vast te leggen.”
Zeven dagen lang bivakkeerden Sarlo, Meek en zijn vaste band in de julihitte in een villa op steenworpafstand van de Mississippi. ’s Ochtends, nog voor iedereen goed en wel wakker was, werd de plaat integraal gespeeld; ’s avonds, na een lange siësta slenteren door de French Quarter of langs de rivier, nog eens. Tot er aan het eind van de week veertien sets waren gespeeld, ieder net een beetje anders. “We speelden in verschillende kamers, wisselden van instrumenten, veranderden telkens íéts aan de setup to throw ourselves a curveball. Uiteindelijk belandden we allemaal in de slaapkamer, maar we hebben zelfs nog geprobeerd om allemaal in een andere kamer te spelen – met de microfoons in de gang in het midden van het huis.”
Na opnames met Big Thief in bosrijke bergomgevingen en desolate woestijngebieden, bleek de stedelijke omgeving van New Orleans voor Meek verrassend geschikt om gefocust te blijven. “Zo’n levendige plek haalt je onmiddellijk uit je eigen, kleine bubbel, uit je eigen nummers, om je vervolgens onder te dompelen in de brassbands op straat, et cetera. Juist die afleiding was een manier om de focus te behouden als we wel aan het opnemen waren. Het hielp ons afstand te nemen van het proces. Daar ligt voor mij namelijk het gevaar: als je jezelf te veel laat meeslepen in de zelfreflectie die bij zo’n opnameproces hoort, dan dreig je in die spiegel volledig het perspectief kwijt te raken.”
Meek koestert vooral de ochtenden. “Die waren op een bepaalde manier het eerlijkste, omdat we echt net uit ons bed waren gerold. We dronken net ons eerste kopje koffie, zaten meestal nog in onze pyjama’s. Er kwam een bepaald onderbewustzijn naar boven; het was púúr. Iets rommeliger misschien, maar wel puur. Als de avond viel hadden we de hele dag gewandeld, hadden we het warm, waren we wellicht een beetje moe, maar wel min of meer helder en bij de les – met ietsje meer zelfbewustzijn.” De twee verschillende versies van hetzelfde nummer, ‘Two Moons’ en ‘Two Moons (morning)’, spreken boekdelen. Beide klinken hoogst ontspannen, zoals vrijwel ieder moment op Two Saviors, maar op de ochtendversie overheerst frivoliteit – à la Townes Van Zandt op z’n vrolijkste momenten. Alsof de band glad was vergeten dat ze met een plaat bezig waren. Dat blijkt deels de waarheid. “We waren gewoon aan het dollen, aan het opwarmen. Ik geloof niet eens dat we doorhadden dat Sarlo het aan het opnemen was.”
Licht
De brug tussen het solowerk van Meek en de muziek van Big Thief werd al geslagen op ‘Replaced’, in de stille slotfase van Two Hands. Ruim een halfjaar nadat het leeuwendeel van die plaat is opgenomen, gaat Adrianne Lenker bij Meek op bezoek, die dan net in Topanga woont. Er ontstaat een nummer dat vóélt als een duet, meer dan welk Big Thief-nummer tot dan toe een samenspel is tussen Meek en Lenker, die tot een jaar daarvoor nog getrouwd waren. De overweldigende gewichtloosheid, de rust, de manier waarop Lenker hoorbaar aan Meek laat weten dat het tijd is voor z’n gitaarsolo (“Go now,” fluistert ze); het is voor Big Thief geheel nieuw, maar blijkt dan precies het terrein te zijn waar Meek uitblinkt.
Two Saviors laat zich leiden door diezelfde rust en gewichtloosheid. Het contrast met het gewoonlijk zo zware opnameproces achter iedere Big Thief-plaat had nauwelijks groter gekund. “Dit was eenvoudiger, denk ik. Big Thief is enorm democratisch. Natuurlijk schrijft Adrianne de nummers, maar de compositie, het studioproces, het mixproces en alles dat er verder bij komt kijken is super democratisch. Met deze plaat besloot ik gewoon om het leiderschap grotendeels aan Sarlo over te dragen. Om de boel in beweging te houden beschouwde ik mezelf bijna als één van de bandleden. Ik wilde dat gewicht van m’n eigen schouders halen en zien welke dynamiek daardoor zou ontstaan. Hij was ons dus min of meer aan het aansturen – wat er meestal op neerkwam dat hij een stap opzij deed en ons gewoon liet improviseren. Het was het makkelijkste dat ik ooit in de studio heb gedaan. Aan het einde van de sessies voelde ik me lichter dan toen we begonnen.”
“Ik was ook verrast door hoe licht de nummers geworden waren,” voegt Meek toe, na weer een lange denkpauze. “Ik had nooit durven dromen dat ze zo eerlijk zouden klinken, dat we zo dicht op de essentie van de nummers zouden zitten.”
Langzaam
Elementen die op Two Saviors vorm kregen, zijn sindsdien alleen maar uitvergroot. Iets dat Meek grotendeels aan de pandemie te danken heeft. “Een zegen” noemt hij het zelfs, voor hem persoonlijk dan. Toen in het voorjaar van 2020 de hel losbrak in West-Europa zat Big Thief er middenin. Nadat enkele shows in Italië al geannuleerd waren, bleef het virus ze op de hielen zitten tot, nog geen week na hun optreden in Paradiso, officieel een punt achter de tour moest worden gezet. Ieder bandlid ging zijn eigen weg. Meek bracht nog enige tijd door bij zijn Nederlandse vriendin – tot de Amerikaanse overheid hem met een aankomend reisverbod toch echt terug naar Topanga sommeerde.
“Het was echt een shock om opeens alleen te zijn en geen uitlaatklep meer te hebben. Maar tegelijkertijd was het ook een opluchting.”
“Het was een hele worsteling om die identiteit die je on the road hebt, los te laten. Ik zat midden in zoveel verschillende tours en als je voortdurend onderweg bent, dan hangt je hele persoonlijkheid samen met die uitwisseling met een publiek, met het spelen van shows. Het was echt even een shock om dan opeens alleen te zijn en die uitlaatklep niet meer te hebben. Maar tegelijkertijd was het ook een opluchting. Ik had een paar maanden nodig om te landen, maar daarna lukte het me, voor het eerst in acht jaar, om bepaalde rituelen voor mezelf te ontwikkelen; rituals of selfcare. Ik oefende elke dag op de gitaar, voor het eerst in tien jaar. Écht oefenen, niet alleen met bands spelen of arrangementen schrijven, maar daadwerkelijk nieuwe dingen proberen.”
Eenmaal geland schrijft Meek in no time een hele nieuwe soloplaat. Ondertussen luistert hij zelf vooral heel veel ambient: “Grouper, Julianna Barwick, William Basinski, Kara-Lis Coverdale, dat soort artiesten. Het is muziek die in een ruimte kan bestaan zonder er meteen een narratief aan te geven. Het geeft mij de ruimte om na te denken, om te schrijven, om weg te dromen zonder dat er van buitenaf iets wordt meegegeven. Ik word er ook elke dag mee wakker, wat een hele soepele overgang geeft van de droomwereld naar het ontwaken.”
“Ik probeer zoveel mogelijk in het moment te leven als ik kan, om mezelf af te remmen. Ik heb de neiging alles zo snel mogelijk te doen, mezelf te overwerken of krampachtig te proberen alles uit een dag te halen. Het is voor mij heel waardevol dat ik nu de ruimte heb om te proberen alles langzaam te doen, langzaam wakker te worden, langzaam een kop koffie te zetten en alles zo bewust mogelijk te doen. Om in de ochtend eerst een hoofdstuk of twee te lezen, langzaam door het huis te bewegen en dat, als ik m’n gitaar erbij pak, m’n telefoon en laptop af te sluiten. Om me écht te storten op waar ik de ruimte die ik heb dan ook mee besluit op te vullen. Het is voor mij een hele belangrijke tijd geweest.”
Het woord ‘ruimte’ – ‘space’ – valt vaak in het gesprek, of het nu gaat over de weidse omgeving van Topanga State Park, de muziek van Kara-Lis Coverdale of de instrumentale openheid die Two Saviours kenmerkt. De ontwikkeling ten opzichte van Meeks veel compactere debuut is evident – en zal ongetwijfeld doorzetten. “Ik denk dat ik veel heb geleerd over hoe ruimte een verhaal kan versterken. Ruimte kan zo veelzeggend zijn, of het nu lege ruimte is of de onverklaarde betekenis van een songtekst. Door een bepaalde ambiguïteit toe te laten tussen twee ideeën die wellicht ver van elkaar verwijderd lijken, kun je iets geheel nieuws creëren. Dat is in zekere zin ook hoe ons brein werkt; we vullen zelf die betekenisloze leegtes op tussen twee prikkels of twee ervaringen.”
“En ik heb, wat de muzikale ruimte betreft, zo’n diepe, díépe vertrouwensband met mijn band ontwikkeld. Dit zijn dezelfde muzikanten die je op mijn debuutalbum hoort; we hebben in een paar jaar tijd zoveel getourd, zoveel met elkaar gespeeld en, nog belangrijker, met elkaar gelééfd. We hebben zoveel hoofdstukken doorgemaakt waarin we onze onderlinge verschillen hebben overwinnen, elkaar zijn gaan begrijpen, geleerd om compromissen te sluiten en van elkaar te houden, elkaar te vertrouwen. Ik hoor dat heel erg terug in deze opnames. We hebben met deze plaat geleerd om elkaar die ruimte te geven, om elkaar hoog te houden, terwijl iedereen zichzelf op de eerste plaat heel erg op de voorgrond plaatste en alle leegtes opvulde.”
De rust, de ruimte, de rituelen. Meek hoopt ze vast te kunnen houden, “de balans te kunnen bewaren”, als voor hem het volgende hoofdstuk aanbreekt. De aanzet van dat hoofdstuk werd dit najaar al gezet toen Big Thief voor het eerst sinds het begin van de pandemie bijeen kwam en, zoals het Big Thief betaamt, diep de natuur in dook voor nieuwe albumopnames – op 3.000 meter hoogte in de Rockies. De invloed van de hoogte, het isolement en de ijskou op de muziek heeft Meek nog niet in woorden kunnen vatten. Maar: “de impact is nog groter dan we ons ooit hadden kunnen voorstellen.”
Als ik Meek spreek is hij alweer een tijdje terug in Topanga, waar hij zich voorlopig nog wel thuis voelt. Zeker nu zijn vriendin uit Nederland een paar maanden op bezoek is. Hoe ze de tijd doorbrengen? “We zijn veel in de natuur,” verzucht hij, dromerig zoals hij het hele gesprek al klinkt. In de verte rinkelt wederom een windorgel.
Two Saviors is verschenen bij Keeled Scales en is hier te koop.