Als Benny Sings is de Nederlandse songwriter Tim van Berkenstijn de afgelopen vijftien jaar wereldberoemd geworden. Zijn nieuwe album schreef hij grotendeels in Japan en de VS, waar fans en collega’s weglopen met zijn mierzoete popliedjes. Maar ook op dat nieuwe album staat niet de hit waar Van Berkenstijn dag in dag uit hartstochtelijk naar zoekt.
Tekst: Dirk Baart
Foto’s: Takuroh Oyama
“In 2005 kwam ik voor het eerst in Japan terecht”, vertelt Van Berkenstijn in zijn studio, aan het water, op zo’n vijf minuten van Amsterdam Centraal. “Via Dox Records, die zaten daar al vanwege de sterke link tussen Japanse en Nederlandse jazz.” Dox had er al een album van New Cool Collective uitgebracht, daarna volgde een album van Wouter Hamel dat door Van Berkenstijn was geproduceerd. En uiteindelijk dus de muziek van Benny Sings himself. “Sindsdien kom ik er eigenlijk elk jaar. Gewoon op eigen naam, zo groot is het daar geworden.” Meestal speelt Van Berkenstijn, die zijn album op aanraden van Faberyayo naar het Japanse genre city pop vernoemde, in de Billboard-club, een soort chique wine and dine waar mensen eten terwijl ze naar een show kijken. Men is er extreem beleefd, het applaus duurt er kort. “Ik vind dat eigenlijk heel lekker. Ook zo’n leuke traditie: na de show koopt iedereen een cd’tje van de artiest en vormt zich een lange rij. Dan signeer je elke cd en schud je iedereen die er was even de hand.”
Nog zoiets: na het optreden verplaatsten de artiesten zich per lift terug naar hun kleedkamer. Al het personeel van de club verzamelt zich dan aan weerszijden van de gang om een erehaag te vormen. “Dan loop je zo door die klappende mensen naar je kleedkamer. Voel je je wel een echte rockster, hoor.”
Niet alleen het Japanse publiek is overigens idolaat van Benny Sings weg. Op City Pop slaat Van Berkenstijn meermaals de handen ineen met lokale muzikanten. Met Sukima Switch bijvoorbeeld, dat omschreven wordt als ‘de Japanse Steely Dan’. Of met Keigo Oyamada alias Cornelius, die dan weer ‘de Japanse Beck’ is. “Die zijn dan Benny-fan”, gniffelt de Nederlander. “Sukima Switch had bijvoorbeeld een versie gemaakt van een nummer dat ik nog niet op een album had staan. En die versie was gewoon helemaal raak.” Ook elders slaat Benny Sings aan. Zo werkte Van Berkestijn samen met de Amerikaanse zanger Mayer Hawthorne en zijn Canadese collega Mocky. Natuurlijk heeft Van Berkenstijn in Nederland ook een vaste groep bewonderaars en bevriende muzikanten, maar het is duidelijk dat zijn muziek overzees beter aanslaat dan hier. “Al hoor je vanuit het buitenland toch sneller de positieve dingen dan de negatieve. In Frankrijk was er een paar jaar geleden een forum dat ‘Benny op de Brandstapel’ heette. ‘Little Donna’, dat natuurlijk wel een lichtelijk irritant liedje is, was daar op de ochtendradio. Al die mensen met hun ochtendhumeur trokken dat heel slecht.”

Op bezoek bij oma
Al die samenwerkingen zijn trouwens niet per se iets dat Van Berkenstijn uit zichzelf opzoekt. Hij hecht juist veel waarde aan de kunst van het zelf doen: in zijn studio liggen overal instrumenten uitgestald die Van Berkenstijn zelf bespeelt, van drums tot gitaren en belletjes die rondslingeren op de grond. “Mijn smaak valt niet zo vaak samen met die van andere mensen. Ik vind veel dingen lelijk en houd er ook nog eens van om in m’n eentje te werken.” Dus is het de schone taak van Van Berkenstijns manager om het af en toe “naar buiten te schoppen.” “Hij zegt dan: ‘Ga eens een handje schudden met hem.’ Of: ‘Die en die komt langs in de studio.’ Dan denk ik: moet dat nou? Maar uiteindelijk komen er altijd super positieve dingen uit.”
‘Loving Is Easy’ bijvoorbeeld, de megahit die de Britse Benny-fan Rex Orange County in 2017 scoorde met een beetje hulp van de meester. Alex O’Connor is de voorman van een nieuwe generatie muzikanten die een poster van Benny Sings boven hun bed hebben hangen. Vlak naast die van Mac DeMarco en Tyler, The Creator. “Het geeft me heel veel zelfvertrouwen dat die stroming er is”, vertelt Van Berkenstijn. “Dat je weer een beetje blije muziek mag maken over fluffy feelings. Wat ik doe, mag er weer zijn. Totaal onverwacht komt die zeitgeist toevallig weer langs mijn straatje.” Dat straatje wordt dus wel bewoond door muzikanten die in veel gevallen bijna twee keer zo jong zijn als Van Berkenstijn, die inmiddels 42 is en een gezin heeft. Op het ontroerende ‘My World’ richt hij zich zelfs direct tot zijn dochtertje, dat de ogen van haar moeder heeft: ‘I know you’re fast asleep now / dreaming of the big world / I’m gonna check upon you in a little while / my number one love.’
“Oud worden is sowieso gek”, lacht de Nederlander. “Toen Alex hier in de studio was, voelde ik me geen dag ouder dan hij. Maar ik merkte aan zijn gedrag dat het voor hem voelde alsof hij met zijn oma aan het praten was. Hij was super beleefd, terwijl ik dacht: gast, we kunnen toch gewoon een biertje gaan drinken zo? De enige manier waarop ik daarmee om kan gaan is door zelf ook maar muziek te blijven maken alsof ik een tiener ben.”
“Ik heb de aansteker en het bos hout in m’n handen. Nu moet ik alleen nog de perfecte omstandigheden vinden om het vuur te doen oplaaien.”
En dat terwijl Van Berkenstijn op een allesbehalve kinderlijke manier met muziek bezig is. Hij ziet het vooral als een vak, een beroep dat hem dwingt dag in dag uit hard te werken en waar hij langzaam maar zeker wat beter in wordt. Hij is geen genie bij wie alles maar aan komt waaien. “En ook niet zo’n expressief type dat zich laat inspireren door de wereld om hem heen. Ik ben niet bezig de omgeving in me op te snuiven en dan mijn hart te laten spreken. Ik ben gewoon aan het werk.” Het gewenste resultaat heeft dat alleen niet altijd. “Ik moet een hit schrijven en dat lukt niet.”

De kattenbrokkenreclame
Een hit scoren of dat in ieder geval op haast dwangmatige wijze blijven proberen, dat blijkt de drijvende kracht achter Benny Sings. “Het wordt ook steeds belangrijker nu de aandacht groter en groter wordt”, legt Van Berkenstijn uit. “Als ik nu een hit à la ‘Somebody That I Used To Know’ schrijf, slaat hij sowieso aan, want ik heb echt meer dan genoeg luisteraars om het beginnetje te vormen. Ik heb de aansteker en het bos hout in m’n handen en moet nu alleen nog de perfecte omstandigheden vinden om het vuur te doen oplaaien. Dat lukt niet en gaat waarschijnlijk ook nooit lukken, maar dat is wel mijn focus. Ik wil iets maken dat resoneert in de wereld.” Toch is het ook belangrijk dat zijn werk Van Berkenstijn zelf aanspreekt. Daarom maakt hij geen platte EDM of gemakkelijke trap. “Dat gaat dus niet, want je moet liefde hebben voor wat je maakt. Anders werkt het niet. Je moet hartstochtelijk voor goud gaan en hartstochtelijk falen. Dat is de enige manier.”
Nee, de hit staat niet op City Pop, daar is Van Berkenstijn duidelijk over. “Maar dat hoort bij het vak, dagenlang zwoegen op een nummer. ‘Ik ben er bijna, bijna.’ Dan is het af en is het weer niet gebeurt.” De Heilige Graal, zo omschrijft Van Berkenstijn de hit die maar niet voor zijn ogen wil materialiseren. “Sommige mensen stuiten erop en kunnen dat trucje drie jaar – of soms zelfs tien jaar – volhouden. Maar die verliezen het dan ook weer. Dan glipt het uit hun handen en bakken ze er ineens niks meer van. Je kunt alleen maar hopen dat het ook een keer langs jou komt.”
Tot die tijd zit er niets anders op dan albums uitbrengen zonder hits erop. En dat is helemaal niet erg. “Want dat liedje dat je hebt gemaakt is best wel leuk, hoor. Het is alleen geen hit. De zoektocht is weliswaar frustrerend, maar op een leuke en gezonde manier.” Sterker nog: Van Berkenstijn houdt er zielsveel van om een gefaald songwriter te zijn. “Dat is altijd mijn doel geweest.” Hij vertelt over een film uit de jaren negentig waarvan hij de titel is vergeten. Daarin was een belangrijke rol weggelegd voor een geflopte muzikant, ook een huisman met een kind. “Dan was -ie weer reclamedeuntjes aan het maken voor een kattenbrokkenmerk dat hij haatte. En dat ging maar niet. Ik heb altijd gedacht: die gast wil ik worden.” In tegenstelling tot het filmpersonage is Van Berkenstijn daar dus niet gefrustreerd over, of alleen op een gezonde manier. “Je hebt van die mensen die denken dat ze geniaal zijn, maar dat de wereld gewoon niet met ze meewerkt. Dat is natuurlijk een denkfout. Ik ben juist blij dat ik die gefaalde songwriter nu écht ben.”
Dat gevoel, dat hij een echte songwriter is, heeft Van Berkenstijn trouwens niet altijd gehad. In het begin had hij naar eigen zeggen geen idee waar hij mee bezig was. Maar door de jaren heen heeft hij het een en ander geleerd, over akkoorden, opnemen, tekst en poëzie. “Dat wil niet zeggen dat de kunst er beter van wordt, maar ik word wel een beter vakman. John Mayer zette laatst op Instagram dat hij ‘Not Enough’ nice vond. Dat heeft -ie over mijn eerste album niet gezegd hoor. Voor songwriters is hij echt een grote God, dus toen dacht ik wel: nu kan ik het. Ik bén gewoon songwriter nu. Zoals de bakker op de hoek zijn bakkerij heeft, heb ik hier mijn studio. In Amsterdam, met uitzicht op de grachten. Mijn grote droom is uitgekomen, het kan niet beter. Maar nu moet ik dus iets relevants maken en niemand weet hoe dat moet. Dat is de grote uitdaging waar ik iedere dag keihard in faal.”
City Pop komt op 22 februari uit. Op 11 april speelt Benny Sings in Bitterzoet, Amsterdam.