Een van de meest opvallende (en een van de beste) albums van het jaar heet U.F.O.F. van Big Thief, een band volstrekt uniek in zijn bescheidenheid en zijn ogenschijnlijk telepathische samenspel. Ondoorgrondelijk, ongrijpbaar en tegelijkertijd enorm echt en tastbaar. Jordi Lammers was erbij toen de band deze zomer in Nederland speelde en zag wat de band uit Brooklyn nog meer zo bijzonder maakt.
Tekst: Jordi Lammers
Foto’s: Dustin Condren
Tijdens Best Kept Secret, afgelopen zomer, deed de Amerikaanse folkband Big Thief iets dat maar weinig artiesten durven. Midden in het openingsnummer ‘Real Love’ stopte het viertal met spelen. Ze haalden hun vingers van de instrumenten en keken naar drummer James Krivchenia die uit zijn broekzak een fluitje tevoorschijn haalde. Even later luisterde de volgestroomde tent naar het gezang van een vogel.
Het moment op Best Kept Secret past bij de manier waarop het viertal de natuur in hun muziek betrekt op het recent uitgekomen U.F.O.F. De liedjes op het album kun je vergelijken met een bos waarin alles met elkaar in contact staat, een ecosysteem waarin de mens slechts een klein onderdeel van het grote geheel is, niet het centrum. Volgens frontvrouw Adrianne Lenker was dit een bewuste keuze. Toen Pitchfork haar vroeg waarom ze nauwelijks over zichzelf zong, vertelde ze dat ze klaar was met het navelstaren van andere songwriters. Met een aangezet stemmetje liet ze horen wat ze bedoelde: “I wanted to, but I couldn’t, and I feel that”. Een overdreven imitatie natuurlijk, maar ergens had ze een punt. Veel folkartiesten die de laatste twintig jaar zijn doorgebroken kenmerken zich door verdrietige liedjes over persoonlijke problemen. Denk aan Conor Oberst, Angel Olsen en Sharon Van Etten, artiesten geroemd om hun kwetsbaarheid.
Dat mensen de muziek van deze artiesten folk noemen is niet vanzelfsprekend als je je bedenkt dat folk van oudsher een verzamelnaam was voor oude liedjes van onbekende schrijvers. Niet het individu stond in deze traditionele muziek centraal, maar de culturele eigenschappen van een groep. Liedjes vormden daarbij het ideale middel om de geschiedenis van een volk door te geven. Ze zorgen voor gemeenschapszin. Verbroedering.
Dit veranderde in de tweede helft van de twintigste eeuw, toen muziek steeds meer om het individu ging draaien. De muzikant veranderde in een merk en bij een goed merk paste een authentieke persoonlijkheid. Fans wilden mensen zien, bekendheden die je ondanks hun status het gevoel gaven dat ze een band met je hadden. Een songwriter als Joni Mitchell beantwoordde aan dit plaatje. Haar kwetsbare albums Blue en Ladies of the Canyon zorgden ervoor dat men folkmuziek voortaan met individuele gevoelens als eenzaamheid en liefdesverdriet gingen associëren. Uit de namen van populaire Spotify-playlists blijkt hoezeer dit beeld is blijven hangen. Terug naar de roots, beloven de titels, maar je hoort artiesten die mijmerend in bed blijven.
Big Thief vormt in dit rijtje een uitzondering. Waar bovengenoemde artiesten hun blik veelal naar binnen richten, zingt Adrianne Lenker juist over dingen die zich buiten haar eigen hoofd begeven. Op elf liedjes neemt ze je mee naar een wonderlijke wereld vol planten, bomen, dieren en andere natuurelementen. Hiermee past haar songwriting meer bij de traditionele folkmuziek waarin de relatie tussen mensen en omgeving centraal stond dan bij de hedendaagse folkartiest die zichzelf in het middelpunt plaatst.

De albumcover van U.F.O.F. (het viertal liggend op een grasveldje) past bij deze benadering. Bij andere artiesten heeft zo’n foto vaak iets ongemakkelijks. De bandleden poseren even snel en gaan daarna weer terug de stad in. Bij Big Thief lijkt het alsof het viertal er thuishoort. Bassist Max Oleartchik ligt met zijn blote voeten op het gras en Adrianne Lenker ziet er met haar capuchon uit als een sprookjesheks die een klein, houten huisje in het bos heeft. Ze zijn volledig ingebed in hun omgeving.
Deze verbondenheid met de rest van de natuur zie je terug in de songteksten. In ‘Century’ zingt Lenker met een fluisterstem over motten die tegen de autoruit van de tourbus vliegen, in ‘Orange’ blaffen honden naar de sterren en in ‘Strange’ huilt een maanvlinder limoengroene tranen. Het zijn kleine observaties die de luisteraar bewust maakt van een wereld waar we in het dagelijks leven weinig oog voor hebben.
Soms smelten muziek en tekst samen. Op ‘Strange’ zingt Lenker over een worm die in een vlinder verandert. Het nummer begint eentonig, maar dan, ergens in het midden, vindt er een onverwachte akkoordwisseling plaats. Op de achtergrond hoor je een dromerige stem aanzwellen en binnen een paar seconde heeft het nummer een andere vorm aangenomen. En neem ‘Cattails’ waarin de repeterende gitaar het gevoel van eindeloos reizen en terugkomen versterkt. Er is geen couplet, geen refrein, alleen een constant ritme en terugkerende tekstelementen. Het geeft je het gevoel dat je zelf in de trein zit en naar het voorbijschuivende landschap kijkt: “With the windows wide by my side / with the windows wide.”
Lenker klinkt als een alwetende verteller die alles ziet, ruikt, proeft, voelt en hoort. Zo voert ze op ‘Cattails’ het ene na het andere betoverende beeld op: de ritselende lisdodde aan de waterkant, de eenzame eend op het grote meer en de meteorenregen boven een motel. Met deze natuurelementen laat ze zien hoeveel invloed de omgeving op haar heeft. Er is geen helder onderscheid tussen de buitenwereld en haar binnenwereld: ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat wil niet zeggen dat Lenker haarzelf en de wereld volledig doorgrondt. “You don’t need to know why”, zingt ze telkens weer, “You don’t need to know why when you cry.”
“All my songs are about making friends with the unknown,” zegt Adrianne Lenker zelf, “If the nature of life is change and impermanence, I’d rather be uncomfortably awake in that truth than lost in denial”. Het gaat haar om vrienden worden met het onbekende, niet over controleren en bedwingen. Haar opvatting past bij het idee van ecofilosofen als Morton, Hamilton en Ten Bos die stellen dat het menselijke superioriteitsgevoel ten opzichte van de rest van de natuur de huidige klimaatcrisis heeft veroorzaakt. Hadden we dieren, planten en bomen maar als vrienden beschouwd; dan hadden we ze nooit zoveel schade toegebracht.
Het huidige tijdperk wordt door bovenstaande ecofilosofen het antropoceen genoemd. In dit tijdperk is het natuurlijke evenwicht verdwenen en ondervindt het klimaat en de atmosfeer de gevolgen van menselijke activiteit. Het vooruitzicht? Overstromingen, klimaatvluchtelingen, een krimpende biodiversiteit en nog veel meer catastrofes. Weinig reden voor optimisme dus, stelt voormalig denker des vaderlands René Ten Bos in Dwalen in het antropoceen. We zitten nou eenmaal in het antropoceen, zegt hij, en we komen er ook niet meer uit. Om die reden blijft hij dan ook ver weg van hapklare oplossingen. Mensen die met simpele antwoorden op zo’n complex probleem komen brengen de wereld volgens hem alleen maar dieper in de problemen.
Maar wat is dan wel een juiste houding ten opzichte van de toekomst? Om zijn ideeën hierover te illustreren, werpt Ten Bos de vraag op wat je moet doen als je midden in een gigantische bos de weg kwijt raakt. Het bekende idee dat je zonder koerswijzigingen in één rechte lijn moet lopen verwerpt hij: je zal namelijk vanzelf een rondje gaan lopen. Nee, zegt Ten Bos, in plaats van zo snel mogelijk een vluchtweg proberen te vinden, moet je een manier vinden om het in de bedreigende omgeving vol te houden: “De beste manier om uit het bos te komen is allereerst om te wennen aan het bos. Probeer je er wat meer thuis te voelen.”

Big Thiefs muziek past bij deze laatste tactiek. Op U.F.O.F. nemen ze afstand van het onbekende en proberen ze het vreemde te omarmen. Dit maakt het album af en toe een beetje ontoegankelijk. Waar een luisteraar zich gemakkelijk met de autobiografische teksten van een songwriter als Joni Mitchell kan identificeren, blijf je bij de beelden van Big Thief naar een punt van herkenning zoeken. Mooi, denk ik vaak, maar wat zegt de bevroren duif in ‘Orange’ over mij? En hoe hebben de motten in ‘Century’ betrekking op mijn leven? Het zijn de vragen waar Lenker op uit lijkt te zijn, als een opdracht naar de luisteraar om doelloos rond te dwalen, om je heen te kijken en contact te maken.
Schrijver Amitav Ghosh stelt in The Great Derangement dat verhalen cruciaal zijn bij het verbeelden van klimaatproblematiek. Literatuur kan een vaag toekomstbeeld concreet maken. Invoelbaar. Waar wetenschappelijke feiten de verbeelding in slaap sussen, maakt een narratief de verbeelding wakker. Volgens ecomusicoloog Holly Watkins geldt dat ook voor muziek. Ze wijst daarbij naar de kracht van muziek om luisteraars naar een andere plek te vervoeren. Dit hoeft geen plek te zijn die we al kennen, het kan ook een nieuwe wereld zijn, eentje die we nog vorm moeten geven. Zo schrijft Watkins: “As much as music can connect us to local ecologies, it can also transport us into alternative realities, into virtual environments of its and our own synergistic making. It has the ability to send the listeners to certain regions of their imagination, which can either enhance their sensitivity to the environment or disconnect them from it.”
De luisteraar naar een alternatieve omgeving transporteren: dat is wat Big Thief deed toen drummer James Krivchenia een fluitje tevoorschijn haalde en de volle zaal in stilte naar het gezang van een vogel liet luisteren. Een paar seconde gaven ze het publiek een uitweg uit de drukte die op een festival onvermijdelijk lijkt, een deurtje naar een plek waar het nog rustig was, waar de vogels nog floten.
De rest van de dag heb ik naar boven gekeken.
Op 6 maart 2020 speelt Big Thief in Paradiso.