Anderhalf jaar geleden, toen de wereld tot een plotse stilstand kwam en het dagelijks leven in een slome, onbewogen aangelegenheid veranderde, begon Front-redacteur Ruben van Dijk een zoektocht naar bijpassende muziek. Nu een relatief normaal steeds een beetje dichterbij komt, blikt hij terug op de klanken die hem het allesomvattende niets hielpen omarmen door de verantwoordelijke artiesten aan het woord te laten: Green-House, Ben Seretan en Elori Saxl.
Tekst: Ruben van Dijk
Illustratie: Linde Helene
Als ik terugkijk op de eerste coronalockdown, tussen maart en juni 2020, kan ik me nauwelijks nog herinneren hoe ik mijn tijd doorbracht. Vaak genoeg was ik ’s avonds al vergeten wat ik diezelfde dag had gedaan. Er lag destijds zoveel nadruk op hoe ‘historisch’ die periode was, hoe we onze (klein)kinderen hier nog over zouden vertellen, terwijl ik mezelf in een soort geheugenvacuüm waande. Zou ik mijn kinderen hier ooit over vertellen? Wat viel er eigenlijk te vertellen?
Die eerste paar maanden waren min of meer één grote leegte. Achteraf bezien was het bijna zalig; niemand deed iets, dus voelde het helemaal oké om niets te doen. Ik ben geen nieuwe hobby begonnen, ik heb geen taal geleerd, ik heb geen enkele nieuwe vaardigheid opgedaan en zelfs geen enkel boek gelezen. Wat voelde als een omkeerpunt, een reset die ons de mogelijkheid gaf om het voortaan allemaal anders aan te pakken, bleek maar een tijdelijke opwelling. Voor mij althans.
Wat ik wél heb overgehouden aan die eerste lockdown is een hernieuwde liefde voor ambientmuziek, iets dat ik sindsdien met me meedraag en dat niet alleen de vroegpandemische leegte draaglijk maakte, maar ook een heilzame werking bleek te hebben toen het daarna nog veel moeilijker werd. Na een korte zomer waarin de pandemie even heel ver weg leek, was de tweede lockdown een des te grotere uitdaging. Ik schrijf dit terwijl we als samenleving die duisternis langzaam achter ons proberen te laten. Zelf sluit ik ook een periode van depressie af, waarbij ik nu eindelijk de woorden heb gevonden voor wat er is gebeurd en voor de klanken die me erdoorheen hebben geholpen.
De afgelopen maand correspondeerde ik met een aantal van de artiesten achter mijn favoriete ambientalbums van het jaar: Ben Seretan, Elori Saxl en Green-House. Ik stelde ze allemaal min of meer dezelfde vragen: uit welke gemoedstoestand zijn hun abstracte klanken voortgekomen? Welke rol speelde hun natuurlijke omgeving in dat proces? En was het maken van de albums in kwestie voor hen net zo therapeutisch en heilzaam als het luisteren voor mij was?

1. Ben Seretan – Cicada Waves
Ik moest een beetje grinniken toen ik voor het eerst iets van Ben Seretan’s Cicada Waves hoorde. ‘Fog Rolls Out Rabun Gap’ heette het nummer en al snel was ik volledig gefascineerd door hoe iets zó rechttoe rechtaan en tegelijkertijd zo betoverend kon zijn. Want waar ik getuige van was, was het geluid van mist dat zich door een dal in Georgia verplaatste, een natuurlijk orkest van vogels, cicaden en het geruis van bladeren én een man die daar fijngevoelig en toch ietwat verstrooid piano bij speelde. Het was een soort ambient waar ik al eerder kennis mee had gemaakt (ik ben erg gehecht aan Yuichiro Fujimoto’s Mountain Record, een grotendeels akoestisch album vol treinen, vogels en spelende kinderen), maar zó eenvoudig en organisch als Cicada Waves had ik het nog niet eerder gehoord. Het pianospel op ‘11pm Sudden Thunderstorm’ is zo sporadisch en licht dat je de ervaring bijna zou kunnen imiteren door zelf op een broeierige zomeravond naar een nabijgelegen bos te gaan en te wachten tot het weer omslaat. Met de nadruk op ‘bijna’, want de magie zit ‘m in het feit dat Seretan die geïmproviseerde momenten in opnames heeft weten te vangen.
Het is een lockdownalbum pur sang, opgenomen in een tijd van angst en isolement waarin de allesomvattende zwaarte van het wereldnieuws een schel contrast vormde met de leegte in ieder dagelijks leven. De allerstilste momenten op Cicada Waves raakten mij het meest; de momenten dat je Seretan achter de vleugel plaats hoort nemen, een vluchtig moment vol vastberadenheid en bedoelingen dat in het niets oplost zodra de eerste tonen worden gespeeld en de cicaden steeds luider beginnen te zingen.
Het is precies hoe die eerste lockdowndagen voelden: een hele agenda opgeslokt en teruggedrongen tot een ongrijpbaar gevoel – geheel in het moment en tegelijkertijd helemaal nergens. Toen Cicada Waves eind april 2021 verscheen zaten we nog midden in die tweede lockdown, al was de avondklok van 22.00 net opgeheven. Die zalige zinloosheid van de eerste lockdown was verdwenen en de ingebouwde maatschappelijke druk om te doen, om productief bezig te zijn, had zich langzaam weer in mijn onderbewustzijn genesteld, terwijl de omstandigheden allesbehalve bevorderlijk waren voor enige vorm van creativiteit. Toen ik voor het eerst in een eeuwigheid ná 22.00 uur door de stad liep afgelopen april, met Cicada Waves op mijn oren, besefte ik dat me in maanden niet meer zo in het moment had gevoeld. Ik was gewoon ergens en dacht aan niets.
Kan je me meenemen naar de plek waar je Cicada Waves hebt opgenomen? Wat was de setting en hoe denk je dat die setting zich in de muziek heeft vertaald?
“Ik heb Cicada Waves bijna per ongeluk opgenomen toen ik het geluk had om te mogen verblijven in een dansstudio zonder internetverbinding aan de voet van de Appalachen, in het noorden van Georgia. Het was de stilste én de meest luidruchtige plek waar ik in jaren was geweest. Stil, omdat er geen treinen voorbij raasden, bijna geen auto’s waren – niets van het antropocentrische rumoer zoals in New York City, waar ik de tien jaar daarvoor gewoond heb. Luidruchtig, omdat er zó veel, veelal onbekende geluiden waren, waaronder het Bijbelse gebrom van vele duizenden cicaden. Ik denk dat de spanning tussen de rust en het onheil van een plek die veel minder om de mens draait heel erg aanwezig is in de muziek. Die spanning zat ‘m ook in de set-up. Hoe ze op zo’n afgelegen uithoek een honderd jaar oude babyvleugel hebben gekregen – in perfecte staat – zal ik nooit begrijpen. Het was zo’n mooi, zuiver, handgemaakt instrument te midden van daverende onweersbuien en roepende zangvogeltjes. Het duurde niet lang voor ik inzag hoe poëtisch die tegenstelling kon zijn. Ik hoefde alleen mijn fieldrecorder op de openstaande ramen te richten en de akkoorden de ruimte te laten vullen.”
Je hebt jezelf voor dit album bewust in isolement geplaatst. Wat hoopte je in die twee weken te bereiken? En was je verrast door het uiteindelijke resultaat?
“Ik vond het persoonlijk erg grappig om in een periode waarin ik door COVID al in een compleet sociaal isolement zat naar een plek te gaan waar ik nóg meer geïsoleerd zou zijn. Wat een stom idee – zeker omdat ik toen al aan het klagen was dat ik zo graag m’n vrienden wilde knuffelen! Maar ik merkte dat ik in de natuur juist veel dichter tot mijn waardering van al die mensen kwam, dat mijn verlangen om met hen te zijn nog sterker werd. Ik besefte hoe erg ik de wereld miste – iets wat moeilijk is als je voortdurend op het internet zit en omringd wordt door goedkope imitaties ervan.”
“Ik had grootse plannen voor die twee weken. Ik wilde tal van nieuwe nummers schrijven, ik wilde een tweede reeks van mijn 24-uurs ambientproject afmaken, ik wilde dagelijks acht kilometer hardlopen… Maar in plaats daarvan was ik vooral bezig om mezelf te hypnotiseren achter de piano, science fiction boeken te lezen en te zwemmen met mijn vriend Jeff. Dat ik deze slaperige piano-improvisaties heb opgenomen is eigenlijk een spontane ingeving geweest, waarvan ik had bedacht die later nog te kunnen bewerken, er ‘iets’ mee te doen. Maar toen ik het een paar weken later terugluisterde, wist ik dat het al helemaal af was!”
Ervaar je het maken van een album als Cicada Waves als een heilzaam of therapeutisch proces?
“Pianospelen is voor mij altijd een therapeutische bezigheid geweest. Of eigenlijk: het is altijd rustgevend als ik mezelf intuïtief piano laat spelen – zonder bladmuziek, zonder te hard m’n best te doen. Ik had vroeger een hekel aan het leren van de vingerzettingen, notenlezen; eigenlijk alles waarvan mij destijds verteld werd hoe het op de ‘juiste’ manier te doen.”
“Mijn speelwijze op dit album is een paar jaar terug ontstaan toen ik bij een chique filmtheater in New York werkte. In het weekend waren daar klassieke concerten, waarvoor ze een enorme, prachtige vleugel achter het scherm vandaan haalden. De rest van de week werd er niets mee gedaan en dus sloop ik er regelmatig naartoe om er tijdens filmvertoningen stilletjes op te spelen zonder de film te verstoren. Ik luisterde voortdurend naar wat er achter de dubbele deuren van de pianoruimte gebeurde, zodat ik wist wanneer een stilte in de film plots de aandacht op mijn muziek zou vestigen.”
“Maar dit album was wel extra therapeutisch. Voor COVID leefde ik mijn leven in een belachelijk tempo, wilde ik álles doen en ook zoveel als ik maar in één dag kon proppen. De pandemie heeft dat – vanzelfsprekend – volledig veranderd. Hoe ingrijpend de gevolgen daarvan waren voor mij persoonlijk, besefte ik eigenlijk pas toen ik deze opnames maakte.”
Je ging dus naar de Appalachen met het idee om vooral piano te spelen, maar uiteindelijk werd de piano slechts één (kunstmatig) instrument in een orkest van vooral natuurlijke geluiden. Wat heb je tijdens het maken van Cicada Waves geleerd over je creatieve proces en de verhouding tussen muziek en omgeving?
“Ik dacht echt dat je ging zeggen, ‘…maar uiteindelijk bespeelde de piano jou,’ wat grappig is en ook verrassend accuraat. Het maken en het opnemen van muziek in zo’n buitengewone setting was een behoorlijk effectieve manier om tot een vrij simpele conclusie te komen: als er al iets bijzonders plaatsvindt, dan is het oké als je daar niets aan toe te voegen hebt. Ik heb altijd de neiging om te veel te doen: ik speel te veel noten, ik nodig te veel muzikanten uit om in mijn band te spelen, ik deel te veel met mensen, ik stuur te veel mails. Er zit zo veel kracht in het minder doen.”
Je bent ook een singer-songwriter. Wat biedt (het maken van) ambient jou dat meer gestructureerde, conventionele en tekstuele vormen van muziek je niet kunnen bieden?
“Het komt vooral neer op vrijheid, verbazing en de ruimte hebben om alle kanten op te kunnen gaan. Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in hoe weinig je in een liedje kan stoppen om het als liedje bijeen te houden. Veel van mijn songs hebben teksten die uit één frase bestaan die ad nauseam herhaald wordt – of een enkel woord (‘Ticonderoga’ van mijn eerste soloplaat heeft een songtekst die uit slechts één woord bestaat; het duurt meer dan zeven minuten).”
“Volgens de meest definities hoort bij een liedje in ieder geval een aantal veranderingen – er moeten verschillende akkoorden voorkomen, het taalgebruik moet zich tot een soort verhaal ontwikkelen en er moet een couplet, een refrein en misschien nog een brug in zitten. Bij zelfs de meest excentrieke invulling van wat een liedje is, is alsnog de verwachting dat er íéts veranderd. Maar bij ambientmuziek – en ik worstel soms met het gebruik van die term – staat het je vrij om níéts te veranderen, om in stasis te blijven, om te voelen hoe je zelf verandert in verhouding tot iets dat constant is. Dat is waarom ik het zo geweldig vind.”
Zijn er bepaalde momenten waarom je specifiek aangetrokken voelt tot ambient of tot songwriting?
“Als ik naar mijn luistergedrag kijk over het afgelopen jaar, dan merk ik dat ik naarmate de dag vordert steeds meer zin heb in teksten, in liedjes. ’s Ochtends wil ik koste wat kost de dag vol mogelijkheden houden. Tot een uur of twee ’s middags weiger ik op mijn telefoon te kijken omdat ik bang ben dat een email of een sms’je me zal doen nadenken over hoe de rest van mijn dag eruit zal zien. Muziek zonder tekst is daar een onderdeel van; woorden zijn zo onlosmakelijk verbonden met in ieder geval enige betekenis. Maar als de avond eenmaal aanbreekt, snak ik meestal naar samenkomst, naar gesprekken en heb ik veel meer zin in wat hokey country of Sade of iets dergelijks. Dan wil ik woorden horen!”
“Voorheen luisterde ik ook ambient tijdens het schrijven, maar dat vind ik geen doen tegenwoordig. Ik schrijf alleen nog in volledige muzikale stilte – zoals nu, haha!”
Mijn liefde voor ambient werd enorm versterkt tijdens de eerste lockdown vorig jaar, toen het gebrek aan structuur, de intenste stilte en het ruimtelijke ervan plots overeenkwam met mijn dagelijkse leven. Ik ben benieuwd hoe anders jij ambient hebt ervaren het afgelopen jaar? En of je je een specifiek moment kan herinneren waar jouw liefde voor ambient begon?
“Ik denk dat ik alle media anders heb ervaren dit jaar. Ik heb sinds mijn kindertijd niet meer zoveel tv gekeken (vooral Star Trek), ik ben voortdurend en in een razend tempo aan het lezen en mijn luistergedrag is enorm veranderd. Op de meest angstige momenten in New York vorig jaar, vond ik het luisteren naar ambient-achtige muziek juist bijzonder moeilijk. Dat soort vage, instrumentale muziek kan je op zoveel manieren beleven en toen ik in paniek was door de plaag die zich van mijn leven meester maakte, ervaarde ik alles dat ook maar een beetje wazig was als een mist van angst die in de lucht hing.”
“Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in ambient, maar er is één moment dat er bovenuit springt en waar het misschien wel allemaal begonnen is. Toen ik in mijn studententijd een zomer op de campus bleef, heb ik het gazon van een docent bijgehouden terwijl zij op vakantie was. Tijdens de tweede of derde keer maaien heb ik Four Violins van Tony Conrad opgezet. Dat is een geweldige bak noise, bestaande uit jengelende, half-gestemde violen die volledig zijn vervormd en op maximaal volume worden afgedraaid. Het is allesbehalve subtiele ambient, maar het is één akkoord die voor minstens een halfuur wordt aangehouden. Dat album op mijn koptelefoon, de geur van benzine en vers gemaaid gras, het geweld van de tweetaktmotor in de grasmaaier en de hitte van de zon – mijn hersenen werden volledig door elkaar geroerd, alsof ik een kijkje voorbij de werkelijkheid had genomen; alsof ik in Gods kauwgom was gestapt.”
Zijn er tot slot ambientalbums die voor jou belangrijk zijn geweest en die je graag wil tippen?
“Naast Four Violins, nog een paar favorieten van dit jaar: Potential Landscapes van Tristan Kasten-Krause, Futurangelics van Brin, Dntel en More Eaze, Royal Blue van Rhucle. Verder denk ik dat A Rainbow in Curved Air van Terry Riley een van mijn favoriete instrumentale/ambient-albums allertijden is.

2. Elori Saxl – The Blue of Distance
Wanneer ik in een ambientbui ben, zoek ik bijna steevast naar albums die me kalmeren, die mijn hoofd tot rust brengen in plaats van aanwakkeren. En dus verbaasde het mij dat ik maar blééf luisteren naar The Blue of Distance van de Amerikaanse componist Elori Saxl.
De composities op The Blue of Distance zijn lastig in een hokje te plaatsen: gearrangeerde viool-, klarinet en hobopartijen worden vermengd met bonzende modulaire synthesizers en hevig vervormde field recordings van een bevroren Lake Superior. Ook Saxl zelf is, zoals je hieronder kunt lezen, niet helemaal overtuigd van de ‘ambient’-stempel. Maar wat buiten kijf staat is dat dit muziek is die uit het abstracte is voortgevloeid, uit oer-emoties die zich alleen laten uitdrukken in een dergelijke, zeer onconventionele vorm. Het is een album met een hartslag, een rusteloos album dat, hoe nauwkeurig de arrangementen ook, geen idee lijkt te hebben waar het zelf heen gaat.
Het album is een spervuur van dromen, herinneringen en alledaagse gedachten, waar nostalgie niet vreugdevol maar verontrustend is, tot stand gekomen in een voor Saxl eenzame, uitzichtloze winter die volgde op een warme en onbezorgde zomer. Het met een dikke laag ijs bedekte water waar ze voor dit album het geluid van gebruikte, zou zo een metafoor voor haar eigen herinnering kunnen zijn: binnen handbereik, jawel, maar bedekt door dertig bevroren centimeters, kouder en donkerder dan ze het die zomer had achtergelaten. Het proberen terug te halen van de extase die ze maanden eerder, tijdens een van de gelukkigste periodes uit haar leven, nog had gevoeld, werd een opgave die leidde tot The Blue of Distance.
Het is geen lockdownalbum, zoals Cicada Waves dat is, en kwam grotendeels voor het begin van de pandemie tot stand. Het onderliggende sentiment – het gevoel dat je mijlenver verwijderd bent van de blijdschap die je ooit voelde, zonder te weten hoe je terugkomt – is universeel en tot op zekere hoogte had ik mezelf daar jaren geleden ook al in kunnen herkennen. Maar de afstand voelde nog nooit zo groot als in de eerste vijf maanden van 2021, toen de lockdown al eindeloos voelde en het einde nog veel verder leek. Luisteren naar The Blue of Distance voelde als een erkenning daarvan en, mede door Saxl’s gelaagde composities, als een troost. Een uitschieter in dat opzicht is ‘Wave II’, waarvan de eerste dertig seconden klinken als iemand die wanhopig uit bovengenoemd bevroren meer probeert te ontsnappen, spartelend op zoek naar een wak om uit te klimmen. Overal schemeren er beetjes blijdschap door, maar ze zijn vaag en ongrijpbaar.
Hoe een album dat zo somber en gewichtig is, ook een positieve uitwerking kan hebben, is maar moeilijk uit te leggen. Maar dankzij The Blue of Distance ben des te meer gaan inzien hoe het simpelweg terughoren van je eigen gevoelens, hoe depressief ook, een geweldige geruststelling kan zijn.
Kan je me meenemen naar de plekken waar The Blue of Distance tot stand is gekomen? Hoe denk je dat die plekken in de muziek terecht zijn gekomen?
“Ik heb het album in een jaar tijd geschreven op twee hele verschillende plekken. Het eerste deel schreef ik in het Adirondackgebergte in het noorden van New York. Blue Mountain heette de plek waar ik was; het was zomer, alles was nat en groen en ik was omringd door mensen die me het gevoel gaven geliefd te zijn. Ik was er in extase. De tweede helft schreef ik maanden later, hartje winter, op Madeline Island, een eilandje in Lake Superior voor de kust van Wisconsin. Ik werd er omringd door sneeuw en ijs, ik was eenzaam en ongelukkig. Het album werd uiteindelijk een verslag van mijn pogingen om me ergens anders te wanen. Ik keek foto’s en filmpjes van de zomer terug en probeerde dat gevoel van toen terug te halen. Dat werkte niet. Het maakte het verlangen alleen nog maar erger. Uiteindelijk heb ik dat verlangen omarmd.”
“Die plekken zijn dus een hele grote invloed op de muziek geweest, maar ook mijn mislukte pogingen om via die muziek op een andere plek te geraken. Daarnaast is het album gebouwd rondom vervormde geluiden van wind en water, op beide plekken. Ze komen er dus ook vrij letterlijk in terug.”
Was dat proces een vorm van therapie voor jou?
“Jazeker. De totstandkoming van het album was behoorlijk pijnlijk, helemáál niet leuk ook, omdat ik zo wanhopig terug probeerde te komen op een moment dat al lang vervlogen was. Ik wist op meerdere fronten ook niet wat ik precies wilde doen en waar ik wilde zijn en die verwarring was tergend. Uiteindelijk besefte ik, door het creatieve proces, dat die spanning tussen plaatsen en persoonlijkheden gewoonweg een onderdeel van mij is en dat ik de pijn alleen kon verzachten door die spanning een hand toe te reiken en me onder te dompelen in de vorm waarin het zich toediende.”
Je bent geïnteresseerd in “de veranderende menselijke relatie tot land door nieuwe technologieën” – in hoeverre heeft het maken van dit album en de technologie die je daarvoor hebt gebruikt jouw relatie met de natuur veranderd?
“Het toonde voor mij aan hoe onmogelijk het is om ooit een ver gelegen plek, persoon of gevoel écht te kunnen bereiken. We kunnen steeds dichterbij komen door technologische ontwikkelingen, maar we lijken er nooit écht te zullen komen. Het deed me beseffen wat een bijzondere relatie mijn generatie heeft met zowel technologie als de natuur. Ik denk dat er periode is van ongeveer vijf jaar waarin mensen echt tegelijkertijd met het internet zijn opgegroeid en dat is een raar gevoel. We zijn jong genoeg om moeiteloos met al deze technologie te kunnen leven en oud genoeg om ook een bepaalde scepsis te voelen. We hebben herinneringen aan beide werelden en dat brengt een bepaalde spanning met zich mee.”
Je begon aan dit album met een bepaald concept in je hoofd. Heeft de onvoorspelbaarheid van de natuur waar je jezelf mee omringde dat concept doen veranderen?
“Het album is vooral veranderd omdat mijn eigen leven in de weg zat. Ik begon met een abstract concept – tot ik overvallen werd door échte gebeurtenissen en emoties die ik niet opzij kon zetten. Toen ik besefte dat mijn problemen zich inherent konden spiegelen aan de grotere ideeën waar ik mee aan de slag wilde, was dat echt een openbaring. Ik ben een mens dat deze specifieke tijd doormaakt en worstelt met hoe technologie mij doet veranderen. Dus de les was dat hoe abstract je ook denkt dat je het maakt, het zal altijd persoonlijk zijn.”
Mijn liefde voor ambient werd enorm versterkt tijdens de eerste lockdown vorig jaar, toen het gebrek aan structuur, de intenste stilte en het ruimtelijke ervan plots overeenkwam met mijn dagelijkse leven. Ik ben benieuwd hoe anders jij ambient hebt ervaren het afgelopen jaar? En of je je een specifiek moment kan herinneren waar jouw liefde voor ambient begon?
“Om eerlijk te zijn luister ik maar weinig ambient. Volgens mij weet ik niet eens precies wat het is! Het afgelopen jaar verlang ik echt naar dingen waar je makkelijk instapt: grooves, hooks, melodieën. Ik luister veel naar Dua Lipa, Haim, Christine and the Queens, Amber Mark, Tyler, The Creator en ROSALÍA. Ik weet niet waarom – misschien voelt het leven mij al moeilijk genoeg en heb ik gewoon makkelijke muziek nodig. Ik weet nog wel precies wanneer ik voor het eerst overweldigd werd door repetitieve, langzaam bewegende muziek. Dat was toen ik naar ‘Music for Mallet Instruments, Voices and Organ’ van Steve Reich luisterde. Het was een hele fysieke, sensuele ervaring. Zo had ik muziek nog nooit eerder ervaren.”
Zijn er tot slot ambientalbums die voor jou belangrijk zijn geweest en die je graag wil tippen?
“Ik weet niet zeker of het ambient is, maar: The Wind in High Places van John Luther Adams, ‘Almost All the Time’ van David Lang, ‘Pushpulling’ van Donnacha Dennehy, ‘Panorama’ van Big Dog Little Dog en ‘Entr’acte’ en ‘Ritornello’ van Caroline Shaw zijn allemaal langzaam bewegende stukken die me heel veel hebben laten voelen. De laatste tijd geniet ik heel erg van The Sacrificial Code van Kali Malone.”

3. Green-House – Music for Living Spaces
De laatste anderhalf jaar heeft voor mij een hoop existentiële vraagstukken en diepgewortelde mentale kwesties aan het licht gebracht die ik zo snel mogelijk moest oplossen – althans zo voelde dat vaak. Want wat ik ook geleerd heb is dat ik een neiging heb tot overdrijving en dat ik wellicht iets haalbaardere doelen moet stellen, kleine veranderingen moet maken in mijn dagelijks leven en langzaam toe moet werken naar een gezondere manier van leven.
Geloof het of niet, maar dat is te danken aan albums als Green-House’ Music for Living Spaces en de voorgaande EP Six Songs for Invisible Gardens. Ik luisterde ze vaak in combinatie met genreklassiekers als Mort Garson’s Mother Earth’s Plantasia, GREEN van Hiroshi Yoshimura en een Light in the Attic-verzamelaar van een paar jaar geleden, Kankyō Ongaku: Japanese Ambient, Environmental & New Age Music 1980-1990. Allen handhaafden ze een eigenzinnige invulling van muziek als iets dat “de omgeving waarin het zich bevindt verrijkt en de latente eigenschappen ervan naar voren haalt.” Of, in de woorden van Satoshi Ashikawa, een van de vaandeldragers van Japanse ambient, “muziek die als rook voorbij zweeft”.
Er was een tijd dat dergelijke muziek – waar de nadruk op het immateriële wordt gelegd, op het opgaan in de omgeving, niet op het opvallen – makkelijk werd genegeerd en weggezet als ‘new age’, ‘muzak’, of welke term men ook kon bedenken om de waarde van het werk teniet te doen. Dat is niet de tijd van Olive Ardizoni, of Green-House, wiens muziek niet alleen immens vreugdevol en troostrijk is, maar ook eenzelfde soort milieubewustzijn stimuleert als Garson, Yoshimura en anderen. Met name Music for Living Spaces moedigt de luisteraar aan bewuster om te gaan met diens al dan niet natuurlijke omgeving. Put uit je directe omgeving om jezelf beter te laten voelen en verrijk daardoor op jouw beurt de wereld om je heen, zo luidt de gedachtegang van Ardizoni.
Veel van de composities op Music for Living Spaces dragen een gevoel van huiselijkheid en kinderlijke verwondering met zich mee, waardoor die beoogde verbetering van jezelf en je omgeving plots heel haalbaar lijken. Hier is de natuur allesbehalve overweldigend en groots; geluk put je simpelweg uit de nachtelijke bloei van een bloem in je tuin of uit het geruststellende groen van de koningsvarens in het parkje verderop. Het album klinkt ook klein en biedt welkom tegengif tegen de hapklare antwoorden en oplossingen waar we soms zo halsstarrig naar op zoek zijn. Misschien dat Music for Living Spaces niet zo zeer “als rook voorbij zweeft”, maar als het eerste zuchtje zomer door een openstaand raam naar binnen dwarrelt. Een bescheiden basis voor betere tijden.
Kan je me meenemen naar de plek waar je Music for Living Spaces hebt opgenomen? Wat was de setting en hoe denk je dat die setting zich in de muziek heeft vertaald?
“Ik heb alles geschreven, opgenomen en gemixt in mijn appartementje in Los Angeles. Ik haalde mijn inspiratie uit mijn dagelijkse wandelingen door een nabijgelegen parkje en mijn interactie met de flora en fauna om me heen. Het album is echt een weerspiegeling van het stadsleven.”
Een deel van dit album gaat over het opzoeken van de natuur, ook als je er ver vandaan bent – bijvoorbeeld als je aan huis gebonden bent. Op welke manieren zorg jij dat je die verbinding met de natuur behoudt – in je dagelijks leven en in je muziek?
“Ik geloof niet dat we ooit losgekoppeld zijn van de natuur. Dat is onmogelijk, want wij zijn natuur. Ik denk dat des te meer we dat beseffen, des te meer we ons zullen richten op een manier van leven die niet zo ontzettend schadelijk is voor onze omgeving. Ik heb dit album gemaakt in de hoop die bewustwording ten opzichte van onze natuur mogelijk te maken. Verder heb ik een hoop kamerplanten en ga ik zo vaak mogelijk wandelen om mezelf blij, verbonden en geaard te houden. En als ik niet naar buiten kan, dan zet ik natuurgeluiden op en doe ik bewegingsoefeningen.”
“Het behouden van die verbinding met de natuur betekent dat we verbonden blijven met onszelf. De dingen die we doen voor ons mentale en fysieke welzijn zijn vaak óók goed voor het welzijn van de planeet. Dat ik een jaar lang aan huis gebonden was, heeft me geleerd hoe ik – met mijn eigen gezondheid als uitgangspunt – empathie kan verspreiden in mijn gemeenschap.”
Op welke manier hoop je dat dit album de levens van luisteraars kan verrijken?
“Ik hoop dat deze muziek van waarde kan zijn als mensen iets verzachtends in de achtergrond willen horen of als ze willen mediteren. Ik hoop ook dat menen er plezier aan beleven!”
Mijn liefde voor ambient werd enorm versterkt tijdens de eerste lockdown vorig jaar, toen het gebrek aan structuur, de intenste stilte en het ruimtelijke ervan plots overeenkwam met mijn dagelijkse leven. Ik ben benieuwd hoe anders jij ambient hebt ervaren het afgelopen jaar? En of je je een specifiek moment kan herinneren waar jouw liefde voor ambient begon?
“Mijn liefde voor ambient begon jaren geleden toen ik voor het eerst Brian Eno’s Music for Airports hoorde. Het heeft de manier waarop ik over muziek nadenk volledig veranderd. Het voelt heel erg in lijn met hoe ik gender beleef, hoe ik me in mijn leven zo min mogelijk wil laten beperken door hiërarchische structuren. Ambient wordt als medium niet belast door bepaalde pasvormen, dus er zit een bepaalde vrijheid in het maken ervan.”
“Tijdens de pandemie snakte ik wel naar muziek met een iets meer traditionele vorm. Mijn doel op Music for Living Spaces was om mijn ambientstijl te combineren met nummers met een bepaalde verhaallijn. Daarin was Japanse environmental music en de muziek van Erik Satie nog altijd een belangrijke invloed. Ik voelde me het afgelopen jaar ook erg geïnspireerd door Beverly Glenn-Copeland.”
Zijn er tot slot ambientalbums die voor jou belangrijk zijn geweest en die je graag wil tippen?
“Keyboard Fantasies van Beverly Glenn-Copeland, Hear and be Yonder van David Casper, Hearing Solar Winds van Davyd Hyke en the Harmonic Choir; uiteraard GREEN en Music for Nine Postcards van Hiroshi Yoshimura, Through the Looking Glass van Midori Takada en DANZINDAN-POJIDON van INOYAMALAND. Alles dat Enya ooit heeft gemaakt, alles dat Laraaji ooit heeft gemaakt en tot slot, mijn favoriet, Haruomi Hosono! Vooral Watering a Flower, Paradise View en Pacific, al vind ik dat alles dat hij heeft gemaakt geweldig. Ik raad ook aan om gewoon eens natuurgeluiden op te zetten.”
Slotwoord
Op het moment van schrijven is het half augustus en begint het dagelijks leven langzaam een beetje ‘normaal’ te worden. Normaal als in: minder maatregelen, minder angsten in de openbare ruimte, iets van perspectief. Verder kan ik me nauwelijks een normaal herinneren – het lijkt een eeuwigheid te zijn geweest. Ik denk dat ook niet dat ik terug wil naar wat dat ook moge zijn. De laatste anderhalf jaar was hels, maar heeft ook nieuwe inzichten opgeleverd, mede mogelijk gemaakt door bovengenoemde klanken. En hoewel ik de laatste tijd vooral verlang naar vreugdevolle countrymelodieën en in your face-popmuziek, in plaats van vredige stilte en zelfreflectie, hoop ik al die nieuwe klanken met me mee te nemen – en meer. Mia Gargaret van Gia Margaret, PLACE van J.T. Boogaard & R.M. van der Meulen, Depthscape van iu takahashi, a softer focus van Claire Rousay, Waking the Dreaming Body van Karima Walker, Angel Tears in Sunlight van Pauline Anna Strom, Cantus, Descant van Sarah Davachi – ik kan dit stuk onmogelijk afsluiten zonder een blijk van waardering voor al deze nieuwe albums en de impact die ze hebben gemaakt. Luister naar ze en steun ze – wellicht zullen ze voor jou hetzelfde doen.