Front is mediapartner van de offline-editie van Rewire – op 10, 11, 12 en 18 september 2021 in Den Haag. Naast Sarah Davachi zijn ook Nazar, Felicia Atkinson, Loraine James, Machinefabriek hier te zien. Meer informatie vind je op de website van Rewire.
Sarah Davachi verdwaalt graag in grote open ruimtes, of het nu het uitgestrekte stedelijke landschap van Los Angeles is, het berggebied van British Columbia of de eindeloosheid van orgelmuziek. Al jaren schippert de Canadese componist tussen klassiek en ambient, combineert ze beproefde methodes met muzikaal experiment. Maar met het in september verschenen Cantus, Descant richt ze zich meer dan ooit op een enkel instrument. Met een instrument dat gemaakt is voor bombast creëerde ze een subtiel en sereen werk over de vergankelijkheid van het individu in een immens universum.
Tekst: Ruben van Dijk
Sarah Davachi is zo antireligieus als maar kan zijn. “Het is een raar gevoel. Ik ben enorm seculier opgevoed; niemand in mijn familie is ook maar een béétje religieus,” vertelde ze al eens aan Aquarium Drunkard. En toch is er weinig dat haar zo fascineert als kerken, al sinds de eerste keer dat ze in Europa kwam. “Het is een ironie die ik maar moeilijk kan bevatten. Naar kerken gaan vind ik geweldig, geluid beleven in kerken vind ik geweldig, maar ik ben in m’n leven naar een handjevol diensten in Europa geweest en daar werd ik alleen maar héél ongemakkelijk van.”
Het is liefde uit een hoofdzakelijk “akoestisch perspectief,” licht Davachi toe, al speelt ook de esthetische waarde een rol in het werk van de Canadese componist. Op Gave in Rest (2018), opgenomen na een zomer aan deze kant van de oceaan, liet ze die invloed voor het eerst een hoofdrol spelen. “Seculiere mystiek” was het; de ziel van kerkmuziek vertaald naar een setting zonder enige spiritualiteit, opgenomen in een studio in Montréal.
Die balans is geheel anders op het nieuwste album van Davachi, Cantus, Descant. In plaats van het samenspel van synthesizers, (draagbare) orgels, piano’s en strijkinstrumenten, zoals op Gave in Rest en Pale Bloom (2019), zijn het hier vrijwel uitsluitend kerkorgels die de boventoon voeren. Davachi reisde vanuit haar woonplaats L.A. naar Kopenhagen, Chicago, Vancouver en Amsterdam om er zorgvuldig uitgekozen instrumenten te bespelen. Het daaruit resulterende geluid is nog maar moeilijk los te koppelen van zijn kerkelijke context.


De composities op Cantus, Descant schreef Davachi in het najaar van 2018. “Dat was een beetje een raar jaar. Ik werd veel met de dood en daarmee met een gevoel van vergankelijkheid geconfronteerd. Het plaatste m’n hele leven opnieuw in perspectief.” Daarbij was Davachi ook net verhuisd van het relatief kleine Vancouver naar het immense L.A.. “Ik begon mezelf langzaam thuis te voelen in het landschap hier. Wat de natuur betreft is alles hier zo groot en ben je zelf zo enorm klein. Tijdens mijn wandelingen begon ik na te denken over hoe we ons als mens tot de natuur verhouden. De natuur verandert voortdurend, maar op een geologische schaal die we eigenlijk niet kunnen bevatten.”
De plek van het individu in het grote geheel staat centraal; “the moment within the mythic.” De muziek op het album weerspiegelt een bepaalde nietigheid van de mens ten opzichte van het universum, maar niet op een manier die hulpeloosheid of angst zou moeten inboezemen. Het is het “verwelkomen van en verzoenen met vergankelijkheid” dat volgens Davachi een van de voornaamste doelen is op Cantus, Descant.
“Orgels zijn enorm overweldigende instrumenten, maar veel mensen beseffen niet dat ze óók heel intiem, heel stil en fijngevoelig kunnen zijn.”
Cantus, Descant. De mysterieuze titel en het hoofdthema van het album haalde Davachi, filosoof en muziekwetenschapper, uit de middeleeuwse Europese muziek. ‘Cantus’ vertegenwoordigt de vaak geïmproviseerde, individuele zang; ‘descant’ de harmonie van meerdere stemmen, vaak in de vorm van een eenduidige, vaste melodie. De twee zijn voortdurend met elkaar verwikkeld in een dialoog, zoals ook het spel en de zang van Davachi voortdurend reageert op de harmonie en de ruimte, en vice versa.
Mocht dat te abstract zijn, dan maakt het orgel dat Davachi in Amsterdam bespeelde de dynamiek een stuk zichtbaarder. Davachi moet even om zichzelf grinniken als ze vertelt hoe ze dat specifieke instrument op het spoor kwam: “Dat was in de zomer van 2017, toen ik sprak op een pijporgelconferentie bij het Orgelpark, vlakbij het Vondelpark.” Die dag wordt Davachi verliefd op een Van Straten-pijporgel uit 1479; ruim vier eeuwen ouder dan het op een na oudste orgel op de plaat, al zijn grote delen sindsdien al eens vervangen. Het orgel, uniek in zijn soort, is te horen op de ‘Stations’-reeks op Cantus, Descant.
“Bij de meeste moderne orgels wordt er mechanisch lucht in geblazen; deze heeft balgen waar voortdurend lucht in gepompt moet worden. Dus ik speelde, terwijl een medewerker van het Orgelpark (orgelwetenschapper Hans Fidom, red.) voortdurend op en neer liep om alle balgen op te pompen. Op die manier begonnen we ook te experimenteren: normaal moet je de luchttoevoer constant houden, maar wat nou als je ze leeg laten lopen en ze dáárna weer oppompt? Zo ontstond in de harmonie op de tracks in kwestie een bepaald verval.”
“Wat mensen vergeten als ze een instrument bespelen, is dat er vaak nog zoveel mechanische lagen achter zitten. Wanneer je piano speelt, zijn het niet alleen de toetsen: er gebeurt ook daarachter zo veel. Dat maakte het zo interessant om met dit instrument te werken, om die interactie te hebben, het te bespelen terwijl er zoveel omheen gebeurt.”
Het Van Straten-orgel is ook het enige op de plaat dat niet in een zogeheten ‘gelijkzwevende stemming’ is afgesteld, een vooral in het Westen gebruikelijke stemming van 12 tonen per octaaf, maar in een inmiddels zo goed als uitgestorven ‘middentoonstemming’, vooral gebruikelijk in muziek uit de Renaissance en Barokperiode. “Op die manier kun je heel goed een ander gevoel oproepen in de harmonieën. Met een gelijkzwevende stemming heeft alles hetzelfde karakter, dezelfde kleur. Met een middentoonstemming kon ik bepaalde dingen bereiken die anders onmogelijk waren geweest.”
Het is een uitwisseling, benadrukt Davachi steeds, tussen “wat ik doe en wat het instrument en de ruimte laten gebeuren”. In plaats van een close mic voor alleen het orgel, zoals gebruikelijk, stond de microfoon in Amsterdam middenin de ruimte. De ruimte rondom het instrument wordt op die manier net zo zeer onderdeel van de muziek; iets dat voor ieder orgel op Cantus, Descant in zekere mate geldt.
“Het is een erg stille plaat. Dat probeer ik eigenlijk altijd wel te bereiken als ik met orgels werk. Ik vind het heel interessant dat het enorm overweldigende instrumenten zijn, maar dat veel mensen niet beseffen dat ze óók heel intiem, heel stil en fijngevoelig kunnen zijn. Het orgel in Los Angeles dat ik heb gebruikt (een Story & Clark-harmonium uit ca. 1890, red.) staat in een hele kleine ruimte en is van zichzelf al erg stil, dus is het een kwestie van doen waar zo’n instrument het best in is. Maar bij de grotere orgels op de plaat, vooral die in Chicago, Vancouver en Kopenhagen, moet je een stuk doelbewuster, een stuk zorgvuldiger te werk gaan.”
“Ik haal voldoening uit het drukke, spannende tourbestaan, als ik nieuwe omgevingen zie, met verschillende mensen werk. Dat dat nu is weggevallen drukt zwaar op m’n mentale gezondheid. De balans is weg.”
Het stille karakter van Cantus, Descant is een direct gevolg van de ruimte die Davachi in L.A. opeens tot haar beschikking had. “Ik ben vaak verhuisd. Er zijn bepaalde steden, bepaalde omgevingen waar ik me gewoon niet op m’n gemak voel. Het is belangrijk voor mij om open ruimte te hebben. Steden als Londen of New York zijn zo overvol, er gebeurt daar zo veel, en vooral in New York kan de natuur ver weg voelen. L.A. heeft overweldigend veel open ruimte, en het feit dat je dicht bij de natuur bent, dat je vlakbij een berg of vlakbij de oceaan bent, verandert je hele dag-tot-dagritme.”
“Het hebben van die open ruimte is altijd belangrijk geweest in mijn muziek. Het komt terug in de manier waarop ik muziek maak en wat ik zelf uit mijn muziek wil halen. Maar met dit album is het voor het eerst echt een focuspunt geweest om deze enorme kalmte te creëren. Dat is echt een product van mijn huidige leefomgeving.”

Zoals Davachi geheel op lijkt te gaan in het sprookjesachtige bostafereel op de hoes van haar nieuwe album, zo maakt de omgeving zich voortdurend onderdeel van de muziek die ze maakt. Of dat nu de ruimte is waar een instrument zich in bevindt, of de natuurlijke omgeving rondom haar woonplaats. Dat het voor de creatieve uitwerking daarvan van cruciaal belang is om af en toe ook nieuwe omgevingen te absorberen besefte Davachi dit najaar. Zo creatief als dat ze tijdens de zomermaanden nog was, zo zwaar valt de thuisisolatie haar nu.
“Het heeft een grotere impact dan ik aanvankelijk dacht. Vooral nu ik eigenlijk aan het touren zou zijn, voel ik het. I like to have my thumbs in different pies. Als ik thuis ben, dan werkt dat goed. Ik ben veel thuis, heb m’n eigen studio thuis, dan ontstaat een proces waarbij je heel langzaam en in alle rust kan werken. Maar ik haal voldoening uit het drukke, spannende tourbestaan, als ik nieuwe omgevingen zie, met verschillende mensen werk. Dat dat nu is weggevallen drukt zwaar op m’n mentale gezondheid. De balans is weg. Normaal gesproken kun je bepaalde dingen net in een ander daglicht zien als je op een andere plek bent. Als ik op reis ben, ervaar ik geluid vaak op een andere manier. Dat neem ik allemaal mee naar huis, waar ik dat allemaal heel langzaam en op een comfortabele manier uit kan werken. Dat ritme is nu weg.”
Haar moeilijk te rijmen fascinatie voor kerken maakt vooral (West-)Europa een inspirerende bestemming. “Ik heb er hele zomers getourd en geprobeerd grip te krijgen op de manier waarop geluid gebruikt wordt in dat soort heilige plekken. Altijd als ik in een kerk sta, denk ik: wat trekt mij zo aan in deze ervaring? Ik vind het interessant om op die manier over religie of spiritualiteit na te denken. Want in de Middeleeuwen zagen mensen het Christendom niet als één geloof dat zich verhield tot andere geloofssystemen; het was gewoon de manier waarop mensen dachten. Ik probeer de rol van kerken en vooral orgels in die context te zien. Het had toen niet het gewicht dat het nu heeft. Het was een veel normaler onderdeel van de samenleving en in die zin had het orgel ook een hele vanzelfsprekende rol: het lokken van mensen, vooral gedurende de Reformatie, toen zoveel mensen zich afwendden van de kerk. Het was een manier, een tactiek bijna, om mensen naar binnen te krijgen: kijk, we hebben dit coole ding staat en het klinkt geweldig. Wat mij aantrekt aan het geluid en aan de ruimte, is precies wat die mensen aantrok, los van de liturgische connotatie.”
Ook de tijd die ze doorbracht in Japan, waar spiritualiteit zich op geheel andere wijze manifesteert, drukte een stempel. “Ik voel me altijd erg aangetrokken door de manier waarop mensen er met stilte omgaan. Ik kan moeilijk uitleggen hoe ánders het voelt als je naar een tempel of een tuin of wat dan ook in Japan gaat; het is een andere mindset waar je in geraakt, waarin je stopt met denken aan wat er zich buiten die ruimte plaatsvindt. Je kunt je heel goed focussen op dat wat je ziet, de kwaliteit van de lucht die je ademt, de manier waarop de wind dingen doet bewegen. Het klinkt heel cheesy, maar het is een hele andere manier om dingen te ervaren. Dat soort momenten koester ik.”
Cantus, Descant, op zichzelf al een dubbelalbum, werd afgelopen november aangevuld met een companion piece van liefst twee uur en 38 minuten: Figures In Open Air. Niet een album dat op de plank lag toen het jaar begon, maar bij gebrek aan liveshows een meer dan adequaat goedmakertje. Te horen zijn vrijwel integrale optredens in Berlijn, San Francisco en Chicago, plus alternatieve versies van ‘Ruminant’, ‘Canyon Walls’ en ‘Diaphonica Basilica’. Al met al is het een ruwe benadering van de Europese orgeltour die Davachi voor de herfst gepland had, “een droom” die ze al jaren had en die dit jaar eindelijk zou uitkomen.
“Ik ben niet de persoon die bepaalde muziek voor een plaat maakt en dan gaat touren om die muziek live te kunnen spelen. De meeste dingen die ik maak, kun je überhaupt niet live spelen.” Het beste voorbeeld daarvan is de eerdergenoemde ‘Stations’-reeks; geen enkel ander bestaand orgel klinkt zoals dat in het Orgelpark. “Ik zou het niet eens proberen. Het zou nergens op slaan.” Voor de rest van Cantus, Descant zou Davachi een uitzondering op de regel maken: “Ik zou nu daadwerkelijk bepaalde stukken live kunnen gaan spelen, zoals een band de albumversie van een bepaald nummer live in een nét andere versie speelt. Zo zag ik het voor me. Met ieder orgel zou de muziek anders klinken.”
Zou, zou, zou. “Misschien volgend jaar,” verzucht Davachi nog, want voorlopig zit een dergelijke tour er nog niet in. Al veert ze wel op bij het idee van een speciale ‘Stations’-show in het Orgelpark. “I would love to. Ik heb een goede band met de mensen daar.” Verder verblijft ook Davachi, met Californië sinds maart in voortdurende staat van lockdown, in afwachting van verbetering. Opdat ze gauw weer een Europese kerktoren mag aanschouwen.
Cantus, Descant en Figures In Open Air zijn allebei verschenen via Davachi’s eigen label, Late Music. Ze zijn te koop via haar Bandcamp-pagina.